Ik dacht terug aan het feest. Een perfecte voorbereiding op de zomervakantie was het. Een zonnige dag met beachvolleybal en watermeloen. En o ja, blijkbaar ook nog een boom vol eikenprocessierupsen. “Ik heb nog nergens last van”, zei ik tegen de onheilsboodschapper terwijl ik snel verder liep om nog op tijd te komen.

Dat had ik niet moeten zeggen. Het duurde maar een paar uur voordat ook ik mij als slachtoffer van deze rups mocht beschouwen. Eén haartje van zo’n beest op je huid is voldoende voor een paar dagen jeuk. Gelukkig was ik niet de enige. Bijna heel mijn klas probeerde tijdens de teambuildingsactiviteit zo onopvallend mogelijk te krabben. School had die teambuildingsactiviteit dit jaar wel kunnen afgelasten. Niets zorgt immers voor meer onderlinge eenheid dan het hebben van een gemeenschappelijke vijand, in dit geval een rups. Zelfs het prentenboekdier Rupsje Nooitgenoeg zal in mijn ogen nooit meer dezelfde zijn. Ik voel me qua eetlust nog steeds sterk met hem verbonden.

Overigens: niet elke rups is een eikenprocessierups met giftige haren. Ik, als roodharige, weet maar al te goed dat het nooit leuk is om te worden veroordeeld om je unieke haarsoort.

Daarom, rups, ik bewonder het feit dat je wat aan je zelf probeert te veranderen. Maar laat het verliezen van wilde haren voortaan maar aan mensen over.