Zenuwachtig kijkt hij op zijn horloge en dan weer naar het vertrekbord. In de haast loopt hij bijna tegen de glazen wand aan die dwars door het station loopt. Twijfelachtig stapt hij de trein binnen en vraagt in gebrekkig Nederlands of dit de trein naar Veenwouden is. Geïrriteerd trekt een vrouw haar oordopjes uit de oren en knikt. De man vraagt hoe lang de reis gaat duren. Terwijl de vrouw haar oortjes weer in haar hoofd terugpropt, zegt ze afwezig: "Dat staat wel ergens aangegeven."

Hulpeloos kijkt de man rond en stapt daarna de trein weer uit. Hij ziet de tijd op de klok wegtikken en weet dat elk moment de trein kan vertrekken. Ik bedenk me geen moment en stap ook de trein uit. "Naar Veenwouden? Ik ook!", zeg ik tegen de man. "Ja", zei de man, "in Veenwouden… lopen… koud…." "Ik breng je wel", zei ik, en terwijl ik het fluitje hoor, trek ik hem terug de trein in.

In de trein vertelt hij dat hij uit Somalië komt, nog niet zo lang geleden gevlucht is en dat hij nu op weg is om na lange tijd bekenden te ontmoeten. Hij had alles achtergelaten. Zijn horloge had hij in Nederland gekregen, de ANWB-jas ook.

Het plan was om hem met de auto te brengen, maar hij wordt toch opgehaald van het station. In Veenwouden moet hij wachten op zijn lift. Hij ritst zijn jas dicht en zijn hoofd verdwijnt tot aan zijn oren in zijn kraag. Het is ‘slechts’ 12 graden en de winter moet nog komen. Ik hoop dat ik zijn welkom iets warmer gemaakt heb.