”Steeds meer stress bij kinderen in Nederland”. Een bericht dat je regelmatig in de krant tegenkomt. En als het om studenten gaat, dan mag je ”stress” gerust vervangen door ”hoogspanning”: vanwege prestatiedruk gieren de zenuwen door al die keeltjes.
Toch is er een land waar het veel erger gesteld is met die psychische kwelling onder jongeren: Japan. Twee Japanse meiden weten daar alles van, maar eerst even iets anders. Want je staat toch wel even met je oren te klapperen als je in de Japanse hoofdstad Tokio bent beland, 9000 kilometer van huis, en een Japanse jongedame je in onvervalst Nederlands aanspreekt. Sterker nog: ze zegt precies te weten waar in Apeldoorn de buurtsuper van Albert Heijn staat. Pardon?
„Ik heb met mijn zusje en onze ouders van 2008 tot 2013 in Apeldoorn gewoond”, zegt de 18-jarige Mai gniffelend. Haar vader, dominee Tomohiro Ishihara, studeerde er aan de Theologische Universiteit van de Chistelijke Gereformeerde Kerken. Dat betekende voor Mai ‘studeren’ aan een heuse Nederlandse basisschool en de Nederlandse taal onder de knie krijgen.
Verademing
Inmiddels is het gezin –vader Tomohiro, moeder Nozomi (45), zusje Saki (14) en Mai– alweer zes jaar terug in Japan. Na een aantal jaren in Osaka te hebben gewoond, belandde de familie eerder dit jaar in Tokio. Daar is Mais vader voorganger in de Tokyo Onchi Reformed Church, een gereformeerde kerk die nauwe contacten heeft met de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland.
Als geen ander zijn Mai en haar zusje Saki in staat om de prestatiedruk in Nederland met die in Japan te vergelijken. Nederland is een verademing vergeleken met Japan, concluderen de beide meisjes.
„Toen ik drie was”, vertelt Saki, „kwam ik op een Nederlandse school terecht. Daar mocht ik zelf mijn tempo kiezen, waren de lessen relaxed en hielp de meester of juf me als ik dingen moeilijk vond.” Dat is in Japan wel anders, weet Saki uit ervaring. „Hier zat ik met zo’n 45 leerlingen in een lokaal en kreeg ik geen enkele persoonlijke begeleiding. Het is hier eerder het tegenovergestelde: wie iets niet snapt, die heeft zélf iets uit te leggen. Dan wordt er gevraagd: waarom snap je het niet?”
„Er zijn best veel kinderen in Japan die niet meer naar school gaan”, weet Mai, „omdat ze die prestatiedruk niet meer aankunnen. Een van hen is mijn zusje.” Saki knikt. „Ook ik pas niet op een Japanse school en daarom zijn mijn ouders in april dit jaar begonnen met thuisonderwijs. Alles draait op school om goede cijfers halen; iedereen moet goed zijn en liefst beter, maar lang niet iedereen kan die druk aan, en ik dus ook niet.”
Gevaarlijke sekte
Er speelde bij Saki nog iets anders mee, en dat is haar christen-zijn. Saki zegt daardoor zeker twee jaar lang te zijn gepest op school. Klasgenootjes kregen van hun moeder te horen: „Ga niet om met dat meisje.”
Christenen worden gezien als leden van een gevaarlijke sekte, vertelt Mai. „Sommigen op school dachten dat we banden hebben met de Aum-sekte, die in 1995 een gifgasaanval uitvoerde in de metro van Tokio (waarbij dertien doden en duizenden gewonden vielen, AJ).”
Saki: „Soms kwamen meisjes tegenover me staan en stelden recht op de man af de vraag of ik echt in God geloofde.” Mai vult aan: „Kwalijk is ook dat in schoolboeken de vervolging van christenen in zeventiende eeuw wordt beschreven.”
Zodra klasgenoten horen dat Mai en Saki christen zijn, komt dat beeld uit het verleden bij hen boven en klinkt het: „Jullie horen niet in Japan, kijk maar naar wat er in de zeventiende eeuw met christenen gebeurde.”
Voor zowel Mai als Saki is het duidelijk. De regel is in Japan: gewoon is goed, anders zijn is per definitie fout. Dus wie afwijkt heeft een probleem.
Als het even kan, vertellen de zussen niet aan anderen dat ze christen zijn – alleen met hun beste vriendinnen delen ze dat. Mai: „Ik heb best wel veel vriendinnen, maar slechts een paar van hen weten dat ik christen ben; tegen hen durf ik dat wel te zeggen. En als ik hun vertel dat ik ergens niet aan meedoe, hebben ze daar begrip voor.”
Zondag
Dat ”nee” klinkt vooral als het gaat om allerlei activiteiten op zondag. En dat zijn er nogal wat. Mai: „Allerlei naschoolse activiteiten zoals sportdagen, maar ook activiteiten van de zwemclub, de balletgroep, muzieklessen, koorzang en noem het maar op: ze zijn allemaal op zondag.”
Omdat het groepsgevoel op de scholen enorm sterk is, ontkomen kinderen en jongeren er niet aan om daarvoor te capituleren. Gevolg: veel jongeren gaan op zondag niet meer naar de kerk.
Dat ”nee” van Mai klinkt ook als vriendinnen haar vragen om op zondag te gaan shoppen, een favoriete vrijetijdsbesteding. Ze vindt het best moeilijk om te weigeren, maar het begrip van haar vriendinnen verzacht veel.