De wereldberoemde natuurkundige schreef de regel in 1922 in Tokio, kort nadat hij had vernomen dat hij de Nobelprijs voor natuurkunde voor 1921 had gewonnen. In zijn hotel had hij geen contant geld in zijn zak om een loopjongen een fooi te geven. In plaats daarvan schreef hij het korte briefje en overhandigde dat.

Volgens het veilinghuis adviseerde Einstein de loopjongen het briefje te bewaren omdat het op een dag vast meer waard zou zijn dan de gebruikelijke fooi. Een eeuw later haalde de wetenschapper zijn gelijk. Het briefje werd bij het veilinghuis aangeboden door een familielid van de toenmalige loopjongen.