„Geloven is vertrouwen op God”, zegt William. „En het is een wonder van genade. Dat God naar ons, zondige mensen, om wilde zien, zodat wij niet voor eeuwige verloren zouden gaan. Geloven is vertrouwen dat Jezus Christus ook voor mijn zonden, vrijwillig, de eeuwige straf heeft willen dragen.” „Het is zien op Jezus Christus en het verlossingswerk dat Hij gedaan heeft”, aldus Erik. „Geloven is vertrouwen op Zijn beloften.”

Is geloven iets wat je zelf doet of vooral iets wat God geeft?
William: „Zoals het zo mooi in Efeze 2 staat: geloven komt niet op uit ons verdorven hart, maar het is een gave van God, gewerkt door de Heilige Geest.” Erik vindt dat het zowel een gave is als iets wat je zelf doet. Jezus zegt: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
Hij vervolgt: „Als de Heilige Geest er niet aan te pas komt, verandert een mens niet. Want we zijn diep gevallen. Maar er staat nog meer in de Bijbel. In Johannes 3 wordt bijvoorbeeld verwezen naar de koperen slang. God gaf het volk Israël een koperen slang, maar zij moesten ook iets doen om genezen te worden: omhoog kijken. Zo gaf God ons Zijn Zoon Jezus Christus en wil Hij van ons een reactie.”

Zie je geloofstwijfel als een zonde?
Lastige vraag, vindt Erik. „Ik denk dat het zonde is. We worden in het Evangelie opgeroepen om te geloven, niet om te twijfelen.” William: „Als we niet op God vertrouwen, stellen we Hem teleur. We letten dan meer op onszelf, of wij wel goed genoeg zijn en of het wel echt is. Maar God wil dat we op Hem zien en Hem vertrouwen.”
Erik wijst ook op een andere kant. „Vlak voor de hemelvaart twijfelden sommige discipelen. In het vervolg lees je niet dat Jezus dat afkeurt. Hij bemoedigt hen juist. „Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.” Hij weet wat van Zijn maaksel is te verwachten.”

Wat is voor jou de grootste belemmering om te geloven?
William: „Hoogmoed, dat is mijn grootste valkuil. Ik bid elke dag om daarvoor bewaard te blijven. Als ik hoogmoedig ben, geef ik niet de eer aan God, maar aan mezelf. Hoogmoed komt ook voor de val. Want als we meer en meer goed van onszelf gaan denken, vallen we in de zonden.”
„De grootste belemmering om te geloven ben ikzelf”, zegt Erik. „Er staat in Jesaja 43: „Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.” Dus Hij vergeeft én vergeet mijn zonden als ik ze aan Hem belijd. Ik vind het heel moeilijk om dat te aanvaarden. Ik zit er zelf veel te vaak nog tussen. Dan val ik mezelf zwaar tegen. Ik zondig weer, terwijl ik me voorgenomen had om het echt niet meer te doen. En dan zie ik op mezelf, en dat is foute boel.”

Heb je belijdenis gedaan?
Erik: „Ik volg momenteel belijdeniscatechisatie. Ik had genoeg smoesjes om het niet te doen, maar dat kon gewoon niet meer. Ik vind het fijn om samen Gods Woord te onderzoeken en er met elkaar over door te praten. Maar ja, nu moet ik nog beslissen of ik ook daadwerkelijk belijdenis ga doen. Want ik vind dat het een keuze van het hart moet zijn. Dat kun je niet klakkeloos doen. Het probleem is dat ik veel te veel met mezelf bezig ben. Om wie gaat het nou? Om mij of om Jezus en Zijn verlossingswerk? Om Jezus natuurlijk, ik moet op Hem gericht zijn. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.”
William heeft vorig jaar met Pinksteren belijdenis gedaan. „Mogen doen”, zegt hij. „Ik ben nog steeds verwonderd dat de Heere ook voor zo’n slecht mens, met zo veel gebreken, zonden en eigenbelangen, een God en Vader wil zijn. Dat Hij Zijn eigen Zoon naar deze aarde stuurde om de zonden van Zijn volk te vergeven. En dat ik daar uit genade bij mag horen. Hem komt alle lof, dank en eer toe.”

Wat vind je lastig als het gaat om geloven?
William: „Dat ik periodes heb dat ik geneigd ben op mezelf te zien. Ook ervaar ik dat de wereld soms erg aan mij trekt. Maar uit genade mag ik weten dat ik niet alleen sta. Ze zeggen weleens: de Heere belooft geen kalme reis, maar wel een behouden aankomst. Het is een hele troost als je in tijden van twijfel mag weten: Christus houdt mij vast.”
Erik vindt het soms best lastig om een eenling te zijn, bijvoorbeeld op zijn werk. „Dan vraag ik me echt weleens af: Zit ik er niet naast? Wat nu als het allemaal nep is? Daarom is het heel belangrijk om mensen om je heen te hebben met wie je goed kunt praten, ook over geestelijke dingen. Zo kun je elkaar versterken. Je moet steeds weer beseffen dat het waar is wat Jezus zegt: „Zonder Mij kunt gij niets doen.””