De bestuurster in de auto naast Arjen ziet dat het niet goed gaat. Ze springt uit de auto en belt 1-1-2. Een kinderarts die ‘toevallig’ een paar auto’s achter Arjen staat, snelt naar hem toe en begint de reanimatie. Een ambulance brengt hem naar het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Daar wordt Arjen drie dagen in coma gehouden om hersenschade te voorkomen. Dat het zo is gegaan, hoort hij van omstanders. Zelf weet hij niets meer van het moment van de hartstilstand. Zijn kortetermijngeheugen laat hem in de steek.
Trouwpak
De servicemonteur van horeca-apparatuur weet nog wel dat hij die dag in december 2014 net zijn trouwpak heeft opgehaald in Groningen. Hij rijdt de stad uit, terug naar Twijzelerheide. Arjen is net een eigen bedrijf begonnen, staat op het punt te trouwen én is zijn huis aan het verbouwen.
"Achteraf bezien was het dom de signalen van mijn lichaam te negeren"
De jongeman leeft ongezond, realiseert hij zich achteraf. „Ik sloeg regelmatig maaltijden over, sliep nauwelijks en stond stijf van de stress. Dat kwam doordat ik geen nee kon zeggen tegen klanten. In alle vroegte begon ik bij de eerste klant. En om vijf uur ’s middags, als de werkdag erop zat, ging ik door naar de volgende. Ik voelde me moe en ziek, maar wilde er niet aan toegeven. De volgende dag was ik nog vermoeider, maar ook aan die moeheid gaf ik niet toe. Achteraf bezien klinkt het dom om zo de signalen van je lichaam te negeren, maar ik was toch jong? Dan ga je door, vond ik.”
Geintje
Woensdagmiddag is het doordeweekse rustmoment. Arjen woont op zichzelf, maar eet dan bij zijn ouders, ook zelfstandig ondernemers. „Ik at een gebakken eitje en zei: „Ik doe er wat extra zout op, dat is goed voor het hart. Een geintje. Maar de volgende dag stond mijn hart stil.”
„Toen ik uit de coma kwam, kon ik niet geloven dat mij dit was overkomen. Ik was nooit ziek, en ging ervan uit dat ik 80 of 90 jaar zou worden.”
De hartstilstand ervaart Arjen als een waarschuwing. „Het had ook afgelopen zaak kunnen zijn. Waar was ik dan geweest? De dood zou voor mij hard zijn geweest. Maar het was nog niet mijn tijd om te sterven, ik krijg nog meer tijd. Ik weet nu dat ik God nodig heb en ben me ervan bewust dat mijn zonden vergeven moeten worden. Of dat nu al is gebeurd, daaraan twijfel ik vaak.”
"Mijn sterfdag staat al vast"
Wonder
„Voordat ik mijn hartstilstand kreeg, wilde ik zelf grip houden op het leven. Ik werkte hard om daarmee alles in de hand te houden. Maar ik heb geen grip op mijn leven, het wordt bestuurd. Ik kreeg een hartaanval omdat ik ongezond leefde, maar dat ik er nog ben, ervaar ik als een wonder. Een hartaanval is levensgevaarlijk, zeker in een auto. Dat ik precies stilstond voor het stoplicht, zou je als toevallig kunnen zien. Maar dat in een auto achter me een arts zat die kon reanimeren, is een wonder. En dan gebeurt het ook nog eens vlak bij het UMCG.”
Pacemaker
Een pacemaker herinnert Arjen nog dagelijks aan de gebeurtenis van bijna vier jaar geleden. „Al hoort hij inmiddels helemaal bij mijn lichaam. De pacemaker zit op mijn linkerborst onder mijn huid en is ongeveer zo groot als een luciferdoosje. Dat ding plaatsen was voor de arts een halfuurtje werk. Ze trokken twee draden door mijn bloedvaten naar het hart. Eigenlijk hetzelfde als wat ik doe met het installatiewerk.”
"Mijn sterfdag weten vind ik niet belangrijk"
Het kastje registreert iedere hartslag én geeft een opdoffer aan Arjens hart als het stil zou gaan staan. Dat is al vier jaar niet gebeurd, en de artsen hebben geen hartafwijking gevonden. „Wel bleek uit genetisch onderzoek dat ik een gen heb dat mogelijk, als ik ouder ben, een rol kan spelen in de verslechtering van de pompfunctie van mijn hart. Maar die wetenschap speelt geen rol in mijn leven. De dag dat ik sterf is toch al bekend, want alles wordt bestuurd. Het is voor mij niet zo belangrijk mijn sterfdag te weten. Belangrijker vind ik de vraag of ik mag geloven dat de dag dát ik sterf, een goede dag is. Omdat ik dan bij God mag zijn.”