„Een traverso, dat klinkt voor veel mensen als een bijna prehistorisch instrument”, lacht ze. „Ook valt het me altijd weer tegen hoe weinig mensen van barokmuziek afweten.” Maar Anne-rie kent haar componisten: Quantz, Blavet, Marcello en natuurlijk vader en zoon Bach.

Toch maar een poging om het instrument en de muziek uit te leggen. „Eigenlijk is de traverso een houten dwarsfluit met zes vingergaten en een klep voor je pink. Door het hout is de klank heel warm en rond. Omdat je maar een heel klein mondgat hebt, moet je de toon echt met je luchtstroom en je kleinste lipspiertjes maken. Daarom is het moeilijk om traverso te spelen, maar dat maakt ook dat de toon echt van jezelf is.”

415 Hertz
Anne-rie volgde blokfluitles vanaf groep vier en kwam via haar lerares in aanraking met de traverso. „Omdat de traverso een authentiek instrument is, wordt hij alleen door ambachtelijke bouwers gemaakt. De prijs van een traverso ligt daarom algauw richting de vijftienhonderd euro. Gelukkig vonden wij een Nederlandse bouwer die een tweedehandse fluit van Palissanderhout had. Voor nog geen driehonderd euro mocht ik hem hebben. Dat nam de drempel om traverso te gaan spelen weg.”

Wel kreeg Anne-rie te maken met een toonhoogteverschil tussen haar fluit en moderne instrumenten. „De traverso is, net als een klavecimbel of barokcello, gestemd op een a’ van 415 Hertz. De instrumenten van nu hebben een a’ van 440 Hertz, dus dat combineert niet. Daarom heb ik inmiddels van beide stemmingen een traverso. De 440-traverso is door de bouwer zelf ontworpen, aan de hand van tekeningen van een authentieke 415-fluit uit 1750. Je merkt tijdens het spelen dat de 440-traverso niet origineel en ook veel minder zuiver is. Dan moet je veel bijsturen om zuivere tonen te krijgen: lipspiertjes anders aanspannen of de fluit iets draaien. Traverso spelen is werken op de millimeter.”

Pracht en praal
En dan de barokmuziek. Als Anne-rie daarover spreekt, denk je de klanken er vanzelf bij. Ze vertelt over de vele versieringen, de dynamische beweging van de muzikale thema’s en over de spanning die je opbouwt als je naar hoogtepunten en doelnoten toe speelt. „De barokmuziek werd geschreven tussen 1600 en 1750. Dat was de tijd van pracht en praal, ook in de muziek. Daarom heb je bij barokmuziek alle mogelijkheden om je eigen muzikaliteit erin te leggen. Het gaat niet alleen om de klank, maar ook om de juiste versieringen op het juiste moment.”

Hoewel leeftijdsgenoten heel andere muziekstijlen beluisteren, heeft Anne-rie het altijd bij de oude muziek gehouden. „Ik heb wel geprobeerd om naar moderne muziek en popliedjes te luisteren, maar ik vond die te simpel en te leeg. Ik miste de harmonie, de authentieke klanken. Oude muziek ‘klopt’ gewoon, is af.”

 


Dutch Baroque

Gerard de Wit (1985), artistiek leider van de stichting Dutch Baroque, zet zich met een barokorkest en een kamerkoor in om de oude muziek meer te laten klinken in (christelijk) Nederland. „Het in stand houden van die prachtige muziek en de cultuur eromheen vinden wij onze plicht. Daarnaast willen we de muziek uit de barokperiode weer authentiek laten horen. Dat betekent dat we spelen op barokfagot, viola da gamba, klavecimbel, traverso, luit en vedel.
Barokmuziek blijft zo intrigerend omdat geen stuk hetzelfde is. De Franse muziek is zangerig, de Italiaanse componisten gebruikten allerlei versieringen. Graag willen we die dialecten in de muziek laten horen.”

Dit artikel is afkomstig uit de jongerenpagina in Terdege.