Jij was dinsdag een van de tien burgers die in de Grote Kerk van Den Haag de Troonrede rechtstreeks uit de mond van de koning hoorde. Wat zal je van deze dag het meest bijblijven?
„Het moment dat de koning binnenkwam. We zaten al een hele tijd op hem te wachten in de kerk. Op een gegeven moment riep Jan Anthonie de Bruijn, de voorzitter van de Eerste Kamer: „De koning!” Toen gingen we staan, zwaaiden de deuren open en kwam Willem-Alexander binnen. Dat voelde als een plechtig moment.”
Heb jij, als christen, iets speciaals met het Koningshuis?
„Zojuist sprak ik daarover met mijn vader, die ook mee was. We vonden allebei het moment dat de koning binnenkwam zo indrukwekkend omdat de majesteit, schoonheid en heerlijkheid gewoon van hem afstraalden. En dan te beseffen dat wat we in deze koning zien nog maar een fractie is van de majesteit, schoonheid en heerlijkheid van de hemelse Koning.”
Wat had de koning te vertellen?
„Eerlijk gezegd kon ik er op de achterste rij in de Grote Kerk maar weinig van verstaan. Het galmt best wel. Ik was ook niet zo met de inhoud bezig, meer met de sfeer. Je bent niet zomaar een persoon die achter dranghekken staat te zwaaien, maar je bent echt uitgenodigd. De voorzitter van de Eerste Kamer ontving ons, leidde ons rond. En toen mochten we, net als alle hoogwaardigheidsbekleders, op een rode stoel gaan zitten waar ons naamkaartje op lag. Toen voelde ik me heel speciaal. Ik zag Rutte, De Jonge, Klaver en Grapperhaus zitten. Kamerlid Chris Stoffer van de SGP was er trouwens ook. Met hem ben ik op de foto geweest.”
Waarom wilde je bij de opening van het parlementaire jaar zijn?
„Niet omdat politiek me zo veel interesseert, hoor. Maar het koningshuis vind ik wel interessant. Ik ben nieuwsgierig naar wat die mensen de hele dag doen en hoe ze leven. Daar is niet zo veel over bekend, dus dat maakt het boeiend. En natuurlijk is het sowieso bijzonder dat we in Nederland een koninklijke familie hebben. Bovendien schept het wel een band dat ik net als de koning op 27 april jarig ben. En ik heb oranje haar.”
Hoe krijg jij, als eenvoudige burger, het voor elkaar om zo’n plechtigheid bij te wonen?
„Je kunt je daar gewoon voor opgeven. Mijn vader en ik sturen al zeven jaar een brief. Nu werden we eindelijk uitgenodigd. Als jong meisje had ik trouwens ook eens een handgeschreven kaart naar de koning gestuurd, met mijn foto erbij en de vraag of ik op theevisite kon komen. Helaas ging dat niet door.”
Hoe had je je voorbereid op deze grote dag?
„Ik kocht nette kleren. Een jurk met hakken eronder. De riem, tas en hoed die ik droeg, pasten daarbij. Ik heb er echt m’n best op gedaan, want zoiets bijzonders maak je niet vaak mee.”
En nu ga je je alvast opgeven voor Prinsjesdag 2030?
„Haha, ik zou niet eens weten of dat mag. Waarschijnlijk kan dit eens in je leven. Maar wellicht dat ik, als ik kinderen mag krijgen, hen inschrijf. Met mezelf erbij.”