Nu ze op de Nederlandse reddingsboot zit, beseft Noor pas goed hoe hoog de golven zijn bij windkracht 6. „Wij hadden in het kleine bootje waarmee we de oversteek maakten, geen schijn van kans.”
„Een vreemde spanning”, voelden de twee toen ze per boot vanuit Libië naar Europa vertrokken. „Ik was blij dat we naar de vrijheid zouden varen en opgewonden over het avontuur dat we tegemoet gingen”, vertelt Amani. „Tegelijkertijd was ik bedroefd om alles wat ik moest achterlaten: mijn vriendinnen zou ik niet meer zien. En ik was doodsbang voor wat ons op zee zou kunnen overkomen.”
Vissersboot
De meisjes zitten met 354 andere vluchtelingen op het Nederlandse schip van Stichting Bootvluchteling. De oude Texelse vissersboot is omgebouwd tot reddingsschip.
Het heeft een toilet op het buitendek en een medische afdeling met tien bedden voor zieken en gewonden. Boven het dek hangen doeken om de vluchtelingen tegen de zon te beschermen. „Omdat we meisjes zijn, mochten we de afgelopen nacht op de grond van de medische afdeling slapen. Buiten wakkerde de storm aan tot windkracht 6 of 7. De golven waren heel hoog en het dek werd kletsnat.”
Amani en Noor waren buren in de Syrische hoofdstad Damascus. De twee meisjes vluchtten vijf jaar geleden met elf anderen uit hun stad. „De situatie was na de opstand in Syrië onduidelijk en gevaarlijk”, vertelt Noor. „Je kon zomaar worden opgepakt. Een vriendin van ons verdween, en we hebben nooit meer iets van haar gehoord.”
Vluchten
De meisjes vluchtten met hun familie naar Libië. Daar woonden ze vier jaar. Eerst aan de oostgrens bij Egypte en later, toen IS steeds verder oprukte, nog een jaar in de hoofdstad Tripoli. „Mijn vader werkte in Libië als elektricien”, vervolgt Noor. Ze ging daar ook naar school. Toen braken er ook in Tripoli gevechten uit. Amani: „Mijn ouders besloten te vertrekken voordat het te laat zou zijn. We moesten weer op de vlucht.” De wind is ondertussen gaan liggen. „De situatie op het dek is prima”, vinden Amani en Noor, terwijl ze hun blikken over de bagage van de passagiers laten gaan. „Wij, Syriërs, hebben nog wel wat bagage aan boord, hoewel we spullen moesten achterlaten voordat we op de boot stapten. De mensen uit Afrika hebben helemaal geen bezittingen meer: zij moesten alles afgeven voor vertrek, en toen ze van de rubberboot afstapten, lieten ze hun paspoorten in de golven glijden. Ik zag er een aantal wegdrijven.”
Terwijl de reddingsboot de meisjes naar een veilige haven brengt, maken de vriendinnen plannen voor de toekomst: Noor wil graag naar Duitsland. „Daar zijn vluchtelingen echt welkom. Het liefst wil ik daar blijven wonen, ook als het in Syrië vrede wordt.”
Beide meisjes willen graag arts worden. „Het liefst gynaecoloog, want we willen graag met baby’s werken.”