Alleen op voorwaarde dat zijn naam gefingeerd zou worden, doet John zijn verhaal tegenover een veldwerker van stichting Open Doors.
Anderhalf jaar woonde hij onder IS-bewind in een gebied waar voor christenen nauwelijks overlevingskansen zijn, tenzij ze een speciale belasting betalen. In de hoofdstad van het kalifaat van Islamitische Staat (IS) woonden voorheen zo’n 1500 christenen. De meesten vertrokken.
„Een IS-soldaat dwong me „Allahoe akbar” te zeggen”
De Syrische student vertelt hoe Raqqa in januari 2014 in handen viel van IS. John stond met vele anderen te kijken hoe de extremisten de stad in kwamen. John: „Ik voelde me geïntimideerd en was verbaasd dat ze zo’n complete wapenrusting hadden. De soldaten scandeerden leuzen. Het publiek moest ze herhalen, maar ik hield mijn mond omdat ik christen ben. Een IS-soldaat merkte het op en dwong me „Allahoe akbar” te zeggen.”
IS werd verwelkomd in Raqqa. „Daar hebben veel mensen inmiddels spijt van”, vertelt John. „Ik kan me de eerste dagen goed herinneren. IS begon mensen te executeren die de president steunden. Leden van milities die tegen IS hadden gevochten, werden onthoofd, het interieur van drie kerken gesloopt en sjiitische moskeeën vernietigd. Een van de kerken dient als hoofdkwartier van IS.”
Kort nadat Raqqa werd uitgeroepen tot hoofdstad van het kalifaat, riep de nieuwe regering de christelijke leiders bij elkaar. John: „Ze stelden hen voor de keus: je kunt moslim worden, vertrekken of de jizya, een belasting betalen. Vrouwen en kinderen hoeven niet te betalen. Het eerste jaar was die belasting 54.000 Syrische pond (250 euro) per man. In het tweede jaar steeg dat naar 164.000 pond (ruim 750 euro). Voor Syriërs is dat een behoorlijk bedrag. Alleen de rijken kunnen het zich veroorloven.”
Ook John en zijn familie werden gedwongen tot een keuze. John: „Omdat mijn ouders een bedrijf en een koophuis hebben, wilden ze niet vluchten.” Van de ongeveer 1500 christenen in Raqqa besloten de meesten echter om te vertrekken.
Het leven van dag tot dag werd gevuld met gruwelijkheden. „Elke vrijdag zijn er executies. Ik was erbij toen de eerste man onthoofd werd. Hij heeft vreselijk geleden. Nog gruwelijker was wat ze met de soldaten van het Syrische leger deden. Ze werden allen onthoofd. Vervolgens spiesten ze de hoofden van de doden op de hekken langs de straat. De kruisjes van kettinkjes die de christelijke soldaten droegen, hingen aan hun oren.”
„IS-leden die ik tegen kwam leken niet op mensen, maar op monsters”
Een grote stressfactor in het dagelijks leven van John waren de ontmoetingen met IS-leden. „Ze doden je om de meest uiteenlopende redenen. Als ze mij aanspraken op straat, moest ik mijn antwoorden zorgvuldig kiezen. Ze leken niet op mensen, maar op monsters”, zegt John. „Maar omdat we de belasting betaalden en het jizya-document altijd bij ons droegen, kon niemand ons iets aandoen. Daarom voelde ik me tot op zekere hoogte vrij.”
Voor de vrouwen in Raqqa betekende de komst van IS meer. Ze moesten zich drastischer aanpassen. Zo mocht er geen huid meer te zien zijn. John: „Mijn zus en mijn moeder hebben het er moeilijk mee. Ze moeten islamitische kleding aan. Vrouwen mogen ook niet meer alleen naar buiten. Er moet altijd een man, vader of broer bij zijn.”
Tijdens zijn tijd in de hoofdstad van IS leerde John dichter bij God te leven. „Ik voelde dat Hij mij beschermde. Een paar keer waren er explosies vlak bij mijn huis en in de omgeving van mijn werk.”
Enkele maanden geleden is John uit Raqqa vertrokken omdat hij er niet verder kon studeren. Hij reisde illegaal naar een andere Syrische stad. „We namen smalle buitenwegen. Op die manier konden we alle checkpoints waar we weet van hadden, omzeilen. Na vier uur bereikten we een checkpoint van het Syrische leger. De soldaten waren erg vriendelijk en vroegen waarom we er zo bleek uit zagen. We hadden doodsangsten uitgestaan tijdens onze vlucht uit Raqqa. Ze vroegen waar we vandaan kwamen, controleerden onze identiteitskaarten en gaven ons te eten. Het was heerlijk.”
John heeft er bij de veldwerker van Open Doors op aangedrongen dat hij ontraceerbaar wil zijn. Zijn huidige locatie blijft daarom geheim. “Maar”, zegt hij, “ik hoef nu niet meer bang te zijn voor de mensen op straat.” John wordt momenteel opgevangen in een kerk.