De christenen van vroeger verlangden naar Zijn wederkomst. Zij keken terug op het kruis en de verzoening van de zonde. Ze verheugden zich in de gekruisigde Christus. Ze keken op naar Christus aan de rechterhand van God en verheugden zich in Christus’ voorspraak. Ze keken vooruit naar de beloofde terugkomst van hun Meester en verheugden zich dat ze Hem weer zouden zien. En wij behoren hetzelfde te doen.

Wat heb je in werkelijkheid van Christus ontvangen? Wat ken je van Hem? Hoe denk je over Hem? Leef jij als iemand die verlangend uitziet naar Zijn komst? Heb je Zijn verschijning lief?

Dat we op Zijn verschijning zijn voorbereid, hoort bij ons christen-zijn. Niemand moet echter daarom zijn dagelijks bedrijf opgeven. De boer moet zijn boerderij niet opgeven. De winkelier moet achter zijn toonbank blijven staan. De dokter moet zijn patiënten niet in de steek laten. De timmerman moet zijn hamer en spijkers blijven gebruiken.

Werkend

Wij allen kunnen niet beter doen dan werkend worden aangetroffen. Maar doen we ons werk als christen, met de lendenen omgord en klaar om te vertrekken? Met het oog op dit alles zal geen enkele lezer verbaasd zijn als ik vraag: Hoe staat het met je ziel met betrekking tot Zijn wederkomst?

De wereld wordt oud en de oogsttijd breekt aan. De grote meerderheid van de christenen lijkt op de mensen in de tijd van Noach en Lot. Zij aten en zij dronken, trouwden en gaven ten huwelijk uit, plantten en bouwden tot op de dag dat de vloed en het vuur kwam.

Deze woorden van onze Meester zijn zeer plechtig en onderzoekend: „Gedenkt aan de vrouw van Lot (Luk. 17:32).” Ik vraag je opnieuw: Hoe staat het ten aanzien van Christus’ wederkomst met je ziel?

 

Uit: ”Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof”