Hoe moet je gemeente zien, ook vanaf de preekstoel? Het is onder ons gebruikelijk om te spreken van „tweeërlei kinderen des verbonds.” Er zitten in de kerk bekeerden en onbekeerden. Met een verwijzing naar Rom. 9:6 zeggen we wel: Het is niet alles Israël, wat Israël genoemd wordt. Niet elke kerkganger is echt christen – elke ware christen is uiteraard wel een trouwe kerkganger!

Vanwege deze werkelijkheid zijn veel voorgangers voorzichtig in het al te optimistisch aanspreken van de gemeente. De vrees bestaat dat een aanspraak als „gemeente des Heeren” of „gemeente van onze Heere Jezus Christus” de mensen het gevoel geeft: we horen er dus allemaal bij! Om die reden zijn er ook predikanten die zelfs het woord ”gemeente” vermijden. Dan spreekt men de hoorders bijvoorbeeld aan als „geliefden.” Als je zo voorzichtig bent in het benaderen van je hoorders, is het natuurlijk uitgesloten om hen „broeders en zusters” te noemen. Iemand zei zelfs eens: „We zijn nog niet eens neven en nichten, laat staan…”

Toch heb je gelijk dat de apostelen in dit opzicht vaak meer onbekommerd zijn in hun aanspraak dan hierboven geschetst wordt. Het opmerkelijkste voorbeeld is voor mij de aanspraak van de Korinthiërs. Met name de eerste Korinthebrief benoemt zo veel zonden en misstanden in die gemeente, dat je je soms afvraagt: zit het met die mensen wel goed? Maar hoe spreekt Paulus hen aan? „De Gemeente Gods, die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepenen…” (1 Kor. 1:2)

Overigens tref je een dergelijke toon ook aan in de liturgische formulieren achter in je Bijbeltje. Onze vaderen, die echt wel wisten wat onderscheidenlijk preken was, zitten op de lijn van de apostel, als ze de doopouders bijvoorbeeld noemen „geliefden in den Heere Christus.” Alle doopouders.

Is dat oppervlakkigheid? Of zou er in die hoge aanspraak ook een appel kunnen liggen: Wees zoals je heet te zijn. Je hoort bij de gemeente van God, maar ben je dat ook met je hart? Ben je al het eigendom van Christus? Weet je al wat het is om geliefd te zijn in de Geliefde (Ef. 1:6)?

Met name als de prediking vervolgens duidelijk onderscheidt tussen bekeerd en onbekeerd, zal dit appel ook door de gemeente begrepen worden. En hoeven we dus uit angst niet voorzichtiger of rechtzinniger te zijn dan de geïnspireerde apostel Paulus…


 

Zit jij ook met een geloofsvraag? Laat het ons weten via info@puntuit.nl of stuur een appje naar 06-20601065.