In groep 1 bleek Johan al anders dan zijn klasgenoten. De meeste kleuters puzzelden met twaalf of achttien stukjes. Johan maakte puzzels van 100 of 150 stukjes. „Dat was het eerste teken dat ik wat slimmer was dan de rest”, blikt die inwoner van Ruinerwold terug. 

In groep 4 leest de jongen boeken uit groep 8. En begint hij zich te vervelen. Als hij een jaar later in de combinatiegroep 5/6 terechtkomt, scoort hij voor de Cito-toets voldoende punten voor een overgang naar groep 6. „Ik hield dus dezelfde klasgenoten, maar deed ander werk. Zo ging ik vrij geruisloos over naar een volgende klas. Dat was fijn.”

In groep 8 maakt Johan alvast één dag per week kennis met de middelbare school. „Zo werd ik op middelbareschoolniveau uitgedaagd en hoefde ik me niet te vervelen.” Eenmaal in de eerste klas gaat de vwo-opleiding aan het Emelwerda College in Emmeloord „van een leien dakje”, zegt Johan. „Ik haalde af en toe een acht voor een van de talen, maar verder scoorde ik enkel negens en tienen.” Zijn ouders willen dat hun zoon voldoende uitdaging blijft houden en vragen de school of Johan zijn opleiding kan versnellen. En zo zit Johan na de voorjaarsvakantie plots in klas 2. „Om de uitdaging nog wat groter te maken, nam ik er meteen een pluspakket bij. Zo rekende ik aan de baan van een raket.”

Het volgende leerjaar vraagt Johan opnieuw of hij mag versnellen. Want ook in de derde klas mist hij uitdaging. „Voor een toets had de hele klas een onvoldoende, behalve ik. Ik haalde een 9,9. Eén persoon wilde herkansen. Dat was ik, want ik wilde een 10.”

Toch aarzelt het docentenkorps of het Johan opnieuw een klas moet laten overslaan. „Niet iedereen dacht dat ik het zou aankunnen.” De afdelingsleider besluit uiteindelijk dat Johan opnieuw mag versnellen, deze keer op eigen risico. Zijn ouders moeten een contract tekenen waarin ze beloven het de school niet aan te rekenen als deze beslissing verkeerd uitpakt. Johan weet zeker dat ook een derde schooljaar overslaan moet lukken. „En waarom zou ik een jaar langer over mijn opleiding doen als het ook korter kan?”

Plots, in klas vier, moet Johan voor het eerst echt aan de bak. „Ik stond voor sommige vakken een zes. Dat vond ik lastig. Het was leerzaam om niet altijd negens en tienen te halen. Als christen vind ik het belangrijk om mijn gekregen talenten goed in te zetten. Soms moet je hard werken om iets te bereiken.”

 

Broertje

In klas 4 is Johan 12 jaar oud. Zijn klasgenoten zijn gemiddeld vier jaar ouder. „Ik was hun kleine broertje. Mijn klasgenoten beschermden me en zorgden voor me. Als één klasgenoot irritant tegen mij deed, stonden tien anderen op om hem te vragen waarom die persoon onaardig tegen mij was. „Het is wel onze kleine Johan, hè”, vertelden ze mijn uitdager dan. Dan hield hij wel op.”

Johan ontwikkelde naar eigen zeggen een goede band met de meeste, veel oudere klasgenoten. Op intellectueel gebied kan hij zich met hen meten. „Maar het werden natuurlijk nooit mijn vrienden. Zij zijn nu al bijna aan het eind van de puberteit, ik moet nog zo’n beetje beginnen. En zij kunnen soms al autorijden, ik mag nog niet eens een scooter besturen en ben nog leerplichtig.”

Zijn vrienden zijn daarom vooral de jongeren waarmee hij tot en met groep 5 mee op de basisschool zat. „Dat zijn mijn leeftijdsgenoten en met hen heb ik het langst in de klas gezeten”, legt Johan uit. „Zolang we niet over schoolzaken praten, vinden we goed aansluiting bij elkaar. Als we over school gaan praten wordt het een beetje gek. Dan praten zij over welk vakkenpakket ze kiezen, terwijl ik naar de universiteit ga.”

 

Pronken

Een officiële IQ-test heeft Johan nooit gedaan. „Weleens een onofficiële, maar die ging maar tot 150. Ik denk dat ik wel hoger scoor. Mijn ouders hebben nooit gewild dat ik zo’n intelligentietest zou doen. Je hebt er niks aan, wordt er niet slimmer van en mijn ouders wilden vooral niet dat ik met de uitslag zou gaan pronken. Terecht, denk ik. De klasgenoten die wel pronken met hun IQ, waren niet degenen met de meeste vrienden. Ze waren irritant, maakten drukte in de klas en waren niet geliefd.” 

Johan kon niet met al zijn medescholieren overweg. „Ik ben niet zo goed in samenwerken met mensen die niet zo zijn als ik. Soms gebeurde het dat klasgenoten met mij aan een project wilden werken omdat ze dachten dan een 8 of 9 te kunnen krijgen. Terwijl ze daar dan niet hard voor wilden werken. Daar kan ik niet zo goed tegen.”

 

Wiskunde

Donderdag verwacht Johan te horen dat hij is geslaagd. De examenperiode was „niet zo’n stressvolle tijd”, ervoer de Drentse scholier. Alleen voor de examens wiskunde B, scheikunde, natuurkunde en biologie leerde hij meer dan een dag van tevoren. „Het was zeker geen straf om de examens te maken”, vindt Johan. „Als je drie uur voor een examen moet blokken, zit je er lekker in. En tussendoor kreeg ik een heerlijk kopje koffie.”

Voor Latijn haalt Johan wellicht een zes. Voor de meeste andere vakken een acht, verwacht hij. „Voor wiskunde en natuurkunde hoop ik gemiddeld een 8,5 te halen, want dan kan ik meteen op de Technische Universiteit Delft een dubbele bachelor volgen: technische wis- en natuurkunde. „Het lijkt me interessant om me bezig te houden met het ontwikkelen van software voor computerchips.”

En er is nog iets waar Johan van droomt. „Ik geloof niet in de evolutietheorie. Ik zou het wel gaaf vinden als ik, in samenwerking met andere christelijke wetenschappers, bewijs zou kunnen vinden om die theorie onderuit te schoffelen. Ik ben al best goed ingelezen in dit onderwerp. Nu moet ik nog leren om goed samen te werken. Want je hebt anderen nodig om zoiets voor elkaar te krijgen. Alleen ga je wel snel, maar samen kom je verder.”