Deze week werd er uitvoerig aandacht geschonken aan het onderzoek van het RD en de HGJB naar het Bijbelleesgedrag van jongeren (RD 29-10). Een paar gedachten hierbij.
Dagelijks Bijbellezen is goed, heel goed zelfs, maar nergens in de Bijbel worden we ertoe verplicht. Zelfs niet in de bekende tekst: „Onderzoekt de Schriften” (Joh. 5:39). Daar spreekt de Heere Jezus ironisch tot de Schriftgeleerden. Die denken namelijk dat ze de zaligheid te danken hebben aan hun plichtsgetrouwe studie van de Thora, terwijl ze de Messias verwerpen. Tegen hén zegt de Heere Jezus: „Onderzoek Mozes en de profeten maar! Je zult zien dat het daarin over Mij gaat.”
Het is logisch dat Bijbellezen geen algemeen bevel is. Niet alleen vanwege de vele christenen die niet konden of kunnen lezen, maar vooral ook omdat het de Heere niet gaat om lezen, maar om doen. Verkondigen en getuigen, dat zijn Bijbelse plichten. En laat ieder die daartoe geroepen wordt, moeite doen om dat Woord duidelijk en praktisch uit te leggen, of dat Woord te vertalen voor volken zonder Bijbel. Maar het doel ligt verder. De Heere Jezus is aangrijpend scherp over hen die Zijn woorden niet dóén (Matth. 7:26). Die noemt Hij net zo dwaas als de man die zijn huis op het zand bouwt. Alle voorbijgangers schudden hun hoofd: „Dat die man zo dom kan zijn!” Dat zegt de Heere Jezus tegen ons als wij ons geweten tevreden stellen met de Bijbel alleen maar te lézen.
Durven kiezen
De belangrijkste reden om ontevreden te zijn over het persoonlijk Bijbellezen, zo blijkt uit het onderzoek, is gebrek aan tijd, rust en concentratie. Ondanks alle verbale vermaningen van ouders en opvoeders gunnen de meeste jongeren zich nauwelijks tijd voor het tot zich nemen van Gods woorden. Toch is dat voor de hand liggend. Jongeren blijken ons heel goed te begrijpen. Ze zijn zelfs opvallend gehoorzaam, alleen niet aan onze woorden maar aan onze daden. Zolang de oudere generaties door het leven blijven hollen in de stress om te presteren, status op te bouwen en zich een zo veilig mogelijke financiële positie te verwerven, zal de jongere generatie twee trieste maar juiste conclusies trekken: tijd en stilte nemen om de Bijbel te lezen is niet belangrijk. En: de Bijbel heeft niet het gezag dat men zegt dat hij heeft.
Willen we dat onze kinderen Gods Woord lezen en als gezaghebbend erkennen, dan zullen we zelf moeten leren én voordoen dat we durven te kiezen. Ons leven is vaak een maalstroom vol idiote hectiek, waarin ons wordt aangepraat dat we alles moeten bijhouden en waarin we bang gemaakt worden iets leuks mis te lopen. In dat kader passen ook de pogingen om Bijbellezen leuk en spannend te willen maken, pogingen waarmee we de meeste jongeren niet bereiken. Die termen horen, ook voor het gevoel van de jongeren, niet bij ons geloof in de Bijbel.
Laten we, om onze kinderen een wezenlijke stimulans tot Bijbellezen te geven, de indirecte weg bewandelen: hun aanleren keuzes te maken, om zo meer tijd en rust te vinden. En juist dan leren we hun iets wat hoort bij het wezen van de boodschap van Gods Woord: innerlijk loskomen van de we- reld en van je aardse en zondige verlangens, om je te richten op God, oftewel bekering.
Te snelle toepassing
Uit het onderzoek blijkt dat jongeren graag meteen iets willen hebben aan het Bijbellezen en dat dat vaak tegenvalt. Dit verschijnsel hangt samen met de valkuil waar we als lezers én uitleggers van de Bijbel gemakkelijk instappen, namelijk de neiging om de Bijbeltekst meteen te willen toepassen, om meteen de vraag te willen beantwoorden: Wat betekent dit voor mij? Maar daarmee staan we de toepassing, die Gods werk is, juist in de weg. Bovendien komen we bij een te snelle toepassing alleen maar uit bij algemene waarheden, die Gods confronterende boodschap op een afstand houden.
Wij worden in de eerste plaats geroepen de vraag te stellen: Wat betekent het? Of: Wat staat er precies? Hoe nauwkeuriger, vollediger en eerlijker we die vraag bij een Bijbelgedeelte beantwoorden, des te dichter komt de boodschap ervan bij ons leven. Dan maak je de toepassing niet, maar dan gebeurt die.
Bidden
In de afgelopen jaren is er onder reformatorische jongeren een indrukwekkende hoeveelheid onderzoeken uitgevoerd. Die onderzoeken hebben hun waarde. Ze geven nader inzicht en ze prikkelen tot bezinning en hernieuwde inzet. Ze roepen bij mij ook vragen op: Staat deze aandacht voor jongeren in verhouding tot de aandacht voor de generaties die hen moeten vormen? En: Heeft de praktijk inmiddels laten zien dat we met de resultaten werkelijk verder geholpen zijn?
Is de tijd misschien gekomen om te stoppen met onderzoeken, vergaderen, bezinnen, elkaar bezighouden, methoden ontwikkelen enzovoort? Dan komen er heel veel uren vrij om, buiten het zicht van onze interessante vergaderpartners, te bidden. Te bidden voor de al gegarandeerde vervulling van Gods eigen belofte dat Zijn Woord zijn soevereine gang zal gaan en nooit ledig tot Hem weer zal keren (Jesaja 55:10-11). En laten we dat dan verbinden met het hoofdresultaat van het onderzoek: twee derde deel van de jongeren leest wekelijks of dagelijks de Bijbel!
De auteur is docent pedagogiek en didactiek aan de Christelijke Hogeschool Ede.