Met haar laptop, Bijbel en schrijfboekje binnen handbereik blikt Maartje terug op de intensieve momenten van de afgelopen dagen. „Als ik hier weer loop, lijkt het soms net een droom wat ik heb meegemaakt. Toen ik vanmorgen wakker werd, dacht ik direct weer aan de Nigeriaanse christenen. Steeds weer zie ik hun hoofden voor me. Langzamerhand krijgen al hun verhalen ergens in mijn hart een plekje. Vannacht heb ik in mijn bed echt gehuild om wat ik gezien heb en om het contrast met Nederland.”

Mijmerend zit Maartje in haar stoel. Heel open geeft ze toe: „Ik ben bang dat ik hier niet begrepen ga worden. Ik kan nooit overbrengen wat ik heb gezien. Samen met mijn reisgenoten heb ik de ziekenhuizen geroken, de hutjes gezien, de slachtoffers en hun wonden gezien op het moment dat ze hun verhaal vertelden. Dat kun je hier niet mee naartoe nemen, behalve op foto’s en video’s. Daarom ben ik ook wel heel blij met de foto’s. Ze zijn zo waardevol. Als ik ze terugkijk, kan ik soms helemaal volschieten. De kracht van genade komt erin naar voren.”

Maranathatranen

Op haar laptop zoekt Maartje de map met Nigeriafoto’s op. Ze scrolt door de talloze afbeeldingen en klikt een zwart-witfoto aan. „We waren in een ziekenhuis geweest en bezochten daarna een klein hutje. Het was ongeveer 3 bij 3 meter, echt heel klein.

Op de grond lagen twee matrassen. Op één zo’n matras lag een 15-jarige jongen met een dekentje over zich heen. In zijn dorpje waren moslimextremisten gekomen. Hij wilde wegrennen en vluchtte het regenwoud in, omdat hij dacht dat hij daar veilig was. Maar juist daar grepen ze hem vast en verwondden de extremisten hem over zijn hele lichaam met een mes. Een machete noemen ze dat, geloof ik. Ze sneden ook zijn penis af.”

Bij de herinnering aan dit bezoek is Maartje opnieuw ontdaan. „Ze hebben hem gewoon zijn hele mannelijkheid afgenomen en daarna een kogel door zijn rechteroog geschoten. Met het ene oog kan hij niets meer zien en met het andere heeft hij bijna geen zicht meer. Ik heb er een stukje over geschreven, dat wil ik wel voorlezen.”


Maartje bladert door haar boekje vol aantekeningen. Helder en rustig klinkt haar stem: „Ik zie het jongetje dat zichzelf Miracle noemt. Zijn jongensgeslachtsdeel is eraf gesneden. De strepen van de zonde in messenstrepen op zijn rug. Ogen die niets meer kunnen zien door de kogel. Ik kniel bij hem neer, geef hem de kaarten en houd zijn handen vast. Ik vertel van Nederlandse christenen die er voor hem willen zijn. Zijn ogen raken me. Zijn glimlach breekt door. „Thank you!” Martjan gaat naast hem zitten en slaat zijn arm om hem heen. Ik houd zijn handen vast en Harm legt zijn hand zorgzaam op zijn arm. We zenden een krachtig gebed op in het kleine huisje van drie bij drie. „Heal him. In Jesus’ name we pray. Amen.” Mijn ogen gaan open en ik zie het getekende gezicht van de wonderjongen. Ik sla mijn arm om hem heen en huil. Het raakt me. Dieper dan me ooit iets heeft geraakt. In het kleine huisje van drie bij drie laat ik tranen vallen. Maranathatranen.”

Intense minuten
Stil staart Maartje naar de woorden die ze in Nigeria opschreef. In haar stem klinkt emotie door. „Ik denk dat dit echt het diepste moment was van de hele reis. Toen we het huisje uitliepen, zei ik ook: „Dit kán toch niet? Het kan toch niet dat mensen elkaar dít aandoen?” De verlorenheid van de wereld zie je terug in het gezicht van zo’n jongetje. Het is bizar dat elk mens zonder God tot zulke dingen in staat is. De zonde zit zo diep. Het is gewoon onmenselijk als je zoiets doet. Je snapt het niet. Het is nog maar een kind.”

Opnieuw gaan Maartjes ogen naar de foto. Haar ogen herbeleven deze onvergetelijke ontmoeting. „Ik vind het wel een heel mooie foto. Het blijft me raken.” Even valt er een stilte. „Acht minuten zijn we er geweest, maar het was heel intens.”

Na een stilte, waarin de verbijstering voelbaar is, spreekt Maartje verder. „Zo’n jongetje, getekend voor het leven. Zowel op zijn lichaam, als in zijn hart. Ze lieten hem voor dood achter, maar hij leeft nog en noemt zichzelf ‘Miracle’. Hij had zichzelf ook ‘Disaster’ kunnen noemen, ‘ramp’. Maar hij noemt zichzelf ‘wonder’. Als je dat hoort, dan springt je hart weer op van vreugde. Dat is zo’n afwisseling. Van laag naar hoog. Tegelijk wil je dat wat je op zo’n moment meemaakt ook niet als ‘laag’ bestempelen. Het is verschrikkelijk, maar door alles heen weet je dat Christus hiervan Overwinnaar is. Op een dag komt Hij terug en zal Hij recht doen. Ook voor dit jongetje.”

Schrijven en bezinken
Om deze heftige momenten te verwerken, geeft Maartje in Nigeria met een pen woorden aan haar gedachten en gevoelens. „Schrijven is mijn manier om met zulke ervaringen om te gaan. Het is mooi om er woorden aan te geven, zodat ik het later terug kan lezen en het gevoel weer herken. Maar ik merk soms dat als ik iets opschrijf, dat ik het dan ook helemaal loslaat. Daarom geef ik er af en toe juist geen woorden aan en laat ik het alleen bezinken. Dan wil ik het allemaal vasthouden in mijn hart. Toen ik het bezoek aan Miracle liet bezinken, dacht ik een moment: hóé gaan we dit aan de mensen in Nederland overbrengen? Dát, dat dacht ik vooral. Daarna had ik een baby’tje in mijn handen van een vrouw die met ons mee reisde. Het zien van zo’n klein poppetje verzacht je weer helemaal. Tegelijk is in een land als Nigeria de kans voor kleine kinderen zó groot dat hun toekomst getekend wordt door moslimextremisten. Op dit moment kan het allemaal goed lijken, maar de toekomst is best wel onzeker. Als je dat laat bezinken, word je heel verdrietig. Dan voel je jezelf huilen.” Weer is het helemaal stil.

Maartje blik gaat naar de zwartwit foto. „De mannen die met ons mee reisden, zeiden: ‘Toen wij dit jongetje voor de eerste keer zagen, hebben we ook hard gehuild.’ Het zijn van die stoere mannen, die naar de gevaarlijke gebieden gaan om christenen te helpen. Onbekende helden in het Koninkrijk van God.” Maartje zucht diep. „Ik vroeg hen: ‘Hoe verwerk jij dit? Hoe ga je hier nou mee om?’” Ze pakt haar boekje vol geschreven herinneringen erbij en leest voor: „‘It only gives me more drive and prayerpoints.’ Het geeft ze dus nog meer gedrevenheid om dit werk toch te gaan doen. Toen vroeg ik: ‘And how do you coping?’ Hoe ga je ermee om? Hun antwoord was: ‘It’s God.’ God doet dat. Hij helpt hen om ermee om te gaan.”

Bemoedigen
Tijdens de bemoedigingsreis bezoeken Maartje en haar reisgenoten de woning van Habila. Van eind april tot half mei was dit slachtoffer van Boko Haram in Nederland. „Het is vreemd om plotseling in zijn huisje te zien, nadat je hem in Nederland een aantal keer ontmoet hebt. Je ziet hem en zijn vrouw helemaal in hun eigen context. Twee banken, twee stoelen en een matje op de grond. Er hingen twee klompjes boven een ansichtkaart met Nederlandse grachten. We overhandigden hen de bemoedigingen. Het is bijzonder om te zien wat het met hen doet, om te zien dat het aankomt in de harten. De mensen die de bemoedigingen hebben gemaakt, moesten eens weten hoe deze mensen ervan glunderen, hoe hun ogen ervan lachen en zacht worden.”

Op haar laptop start Maartje een filmpje dat is opgenomen tijdens deze ontmoeting. Habila en zijn vrouw Vivian komen in beeld. Samen kijken ze naar het laatste deel van het bemoedigingsfilmpje dat Maartje in Nederland voor hen maakte. Diverse jongeren en ouderen spreken de apostolische geloofsbelijdenis in het Engels uit. Op het moment dat Maartjes eigen stem door het huisje klinkt, is de camera gericht op Vivian. Hardop spreekt ze mee: ‘He was crucified, died, was buried. He descended into hell. On the third day He rose again.’ „Als je dat ziet binnenkomen, moet je slikken van verwondering. Je merkt de kracht van bemoediging.” Maartje en haar reisgenoten hebben tijdens de reis een koffer vol kaarten bij zich. „Zoveel mensen hebben de moeite genomen om een kaart te schrijven. Van jong tot oud. Samen bekeken we een aantal kaarten. In gebrekkig kinderhandschrift schreef een negenjarige: ‘I pray for you. God is your Shelter.’ Dat laat je glimlachen. Het lezen van deze bemoedigingen alleen al, bemoedigt jezelf ook weer. Hoe mooi zou het zijn als het voor ons als Nederlandse christenen normaal wordt om elkaar onderling meer te bemoedigen?”

Trouw tot in de dood
Maartje laat een andere foto zien. Op haar laptopscherm verschijnt een ziekenhuisbed, waarop een vrouw ligt. In haar mond heeft ze een zuurstofslang. Haar ogen zijn gesloten. Moslimextremisten sloegen haar verschillende keren met een machete op haar hoofd. Ze wordt buiten bewustzijn gehouden, omdat ze anders veel huilt en schreeuwt. „Het zien van deze vrouw raakte ons erg. Naast haar bed zagen we een andere vrouw zitten. Ik denk dat het haar moeder is.” Maartje klikt door naar de volgende foto. Er komt een vrouw in beeld. Ze draagt een felgekleurde jurk met een wit schort eroverheen. Op het schort staan de woorden: ‘Rev. 2:10 ….Be faithful even to the point of death’. Maartje pakt haar Bijbel en zoekt Openbaring 2 vers 10 op. „O ja, wat ik ook geleerd heb: Bijbelkennis is heel belangrijk. Gods Woord moet ín je zin, zodat het eruit kan komen op het juiste moment.” Inmiddels heeft ze het juiste vers gevonden en leest voor: „‘Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.’” Ze kijkt op van haar Bijbel: „Een slachtoffer van moslimextremisten én de woorden ‘Zijt getrouw tot den dood’, dat vat in principe Nigeria samen. De pijn. Het lijden. Het trouw blijven tot in de dood toe.” Maartje staart voor zich uit. In gedachten verzonken herhaalt ze: „Ondanks alles tóch trouw blijven. Tot in de dood.” Weer gaan haar ogen naar de foto. Naar de tekst op het schort. Ze registreren nog één keer de krachtige aansporing uit Openbaring 2. Bijna fluisterend beaamt ze haar eigen woorden: „Ja.” Dan volgt er een lange stilte vol diepe compassie. „Wat ik door Nigeria heb geleerd, is dat je je mag laten raken door de wreedheid in de wereld. Ik merk bij mezelf dat als ik me laat treffen door verdriet en meehuil met mensen die huilen, dat ik daardoor steeds meer ga begrijpen wat de breedte, de lengte, de diepte en de hoogte is van de liefde van Christus, zoals het staat in Efeze 3. In de diepste pijn schittert de diepste liefde van Christus.”

Maartjes frons verandert in een glimlach: „Toen ik na het ziekenhuisbezoek terugliep naar de auto, realiseerde ik me: ‘Wat een wonder dat ik dit allemaal mag zien. Dat God mij deze kans geeft om één te kunnen zijn met de broeders en zusters in Nigeria. Niet alleen in gebed, maar ook in ontmoetingen van hart tot hart. In Nigeria vroeg ik me af: hoe ga ik met alle indrukwekkende en mooie dingen die we gezien hebben terugkomen in Nederland? Ik kom net terug van mijn oma. In haar Bijbels dagboek stond een heel mooi stukje over de verheerlijking van Christus op de berg. Daar zegt Petrus: ‘Laten we drie tenten maken, één voor de Heere Jezus, één voor Mozes en één voor Elia.’ Dat herkende ik. Je wilt de momenten uit Nigeria vasthouden, maar dat kan niet voor altijd. Ik heb de woorden uit het dagboek overgeschreven. ‘De hoogtepunten in je geloofsleven geven je bevestiging en bemoedigen je, maar kunnen niet blijven.’ Er stond ook bij: ‘Dat geldt nu ook voor ons. We moeten de woestijn weer in, achter Jezus aan.’”

Loslaten
Tijdens de vlucht terug naar Nederland, staan Maartjes gedachten niet stil. „In het vliegtuig dacht ik aan mensen in Nederland die Jezus niet als hun persoonlijke Zaligmaker kennen.” Maartje haalt diep adem. „Het raakt me dat mensen die mij na aan het hart liggen, die elke zondag in de kerk zitten, toch Christus telkens weer afwijzen.” Met gebalde vuisten spreekt Maartje verder: „Ze houden hun handen dicht voor de genade, terwijl ze stromen van genade kunnen ontvangen als ze hun vuisten door genade open doen. Dat is zo cruciaal. Het is een zaak op leven en dood. Elke zondag weer. Als we horen van christenen die de Heere verloochenen wanneer er een Boko Haram-strijder staat, dan vinden we dat op een of andere manier best wel erg. Maar ik geloof dat er veel mensen in de kerk zitten, die niet beseffen dat er niet een Boko Haram-strijder tegenover hen staat, maar dat Christus voor hen staat. Hij vraagt: ‘Heb je Mij lief?’ Ik heb in Nigeria gezien dat het zó belangrijk is om de Heere Jezus te kennen. Dan kun je in je diepste pijn, in je diepste angsten en in de grootste verlatenheid je oog gericht houden op de Voleinder van het geloof.”

Het hoogtepunt van de reis liep voor Maartje door alle ontmoetingen heen. „Dat kwam omdat ik telkens weer aan Openbaring dacht. Ooit komt de dag dat alle natiën, alle volken en alle talen voor Gods troon staan. Daar zullen ze elkaar ontmoeten. In elke ontmoeting was dat in mijn hart de climax. Dat we wisten dat we elkaar weer zullen zien en dat er een dag komt van bevrijding.” Die wetenschap zorgt ervoor dat Maartje tijdens de landing op Schiphol alles uit handen kan geven. „Dan zweef je tussen de hemel en de aarde, maar kun je alles loslaten, omdat je weet dat Hij al het wrede wat je daar gezien hebt heeft overwonnen. Als Jezus terugkomt zullen er geen tranen meer zijn, geen vervolging, geen zonde. Maar enkel… Ja, wat zal er zijn? Aanbidding, denk ik, ‘worship’. ‘The place where we worship God.’”