Met gesloten ogen wacht ik af tot het koor inzet. “Jesus bleibet meine Freude”. Bach. Aan de ene kant de vioolpartij, met de steeds terugkerende melodie, en aan de andere kant de stemmen van het koor, perfect afgestemd op de violen. Ik zet het volume nog iets harder, begrijp niet dat mijn oude cd-speler (voor een tientje gekocht bij de Blokker) dit nog aankan . Nu raakt heel de kamer bevangen door de prachtige, indringende melodie.
Intussen beweeg ik met mijn hoofd mee en mijn hand maakt vloeiende bewegingen. Ik sta bijna een orkest te dirigeren als plotseling de muziek stokt en de cd-speler gevaarlijk begint te kreunen en te tikken. Vlug zet ik hem uit. Helaas, wat ik daarna ook probeer, Koos (want zo noem ik hem), mijn vriend, wil geen koraal meer afspelen. Blijkbaar was dit echt te veel voor hem. Een traan blinkt in mijn oog als ik even later mijn levensgezel bij het grofvuil zet. Wat hebben we samen veel meegemaakt. Weet je nog? Van Mozart tot Tchaikovsky, van Pachelbel tot Pergolesi.
De volgende dag zet mijn vader trots een cd-speler voor me neer. Ik knipper even. Het lijkt Koos wel! “Stond nog in de schuur,” beweert mijn vader. Vlug probeer ik hem uit op Händel. De eerste tonen van de Messiah klinken betoverend. Ik raak bijna ontroerd. Frederik is vanaf nu mijn steun bij het leren van toetsen en het maken van huiswerk.
Hierdoor ben ik er zeker van: wat is klassieke muziek toch onmisbaar.
-
Stilte
Een schreeuw. Later: stilte. Ontreddering.
Hoe vaak had ze dit al doorlopen? De tel hield ze niet meer bij. Het was een deel van haar leven. Met een klap sloeg de deur dicht. Hij was verdwenen. Langzaam opende ze haar ogen. Het plafond was grijs, en had ribbeltjes die op kleine diertjes leken. Ze rilde toen een koude tocht door het halfgeopende raam waaide.
Voorzichtig stond ze op van het bed en keek naar de spiegel. Een onherkenbare gestalte staarde levenloos terug. Ze veegde een streng haar uit haar gezicht. Een diepe zucht, het glas besloeg. Met haar vinger tekende ze op de spiegel. Toen rilde ze opnieuw.
Haar fiets was weg, toen ze de schuur in kwam. Dan de bus maar. Zijn auto was ook weg. Op de plaats waar hij was geparkeerd lag nu een dun laagje sneeuw, in tegenstelling tot de rest van de straat, waar een dik pak lag.
In het park was het rustig. Het begon weer te sneeuwen. De sneeuw knerpte onder haar voeten. Het ijs zag er beangstigend uit. Ze keek om zich heen, voelde weliswaar geen angst, maar voelde spanning. Haar voeten brachten haar verder naar de waterkant.
Een schreeuw. Later: stilte. Duisternis.
Hij parkeerde zijn auto op de plaats waar nu een dik pak sneeuw lag. Haar kamerdeur was open. Het was ijskoud. Haastig keek hij rond. Zijn blik viel op de spiegel, nog steeds beslagen. Drie figuren, hij zakte op het bed. Een kruis, een hart, en een anker.
Een schreeuw. Later: stilte. Gebed.
----
Wat vind jij van deze columns? Stuur je beoordeling in via de reactiemogelijkheid. Geef een cijfer per column of een algeheel cijfer. Wie moeten volgens jou de nieuwe columnisten van Puntuit worden.
-
Geloven in zaken die je niet ziet
“Dus: we concluderen dus dat de boeken van Aristoteles over metafysica gaan over de onzichtbare wereld. De vraag is echter: bestaat deze onzichtbare wereld? Is er een land achter de kleerkast? En hoe weet je dat?”
Om mij heen wordt diep gezucht. Er valt een pen op de grond, iemand gaapt. Mijn filosofieleraar kijkt me recht in de ogen. Ik krijg het warm. Wordt er verwacht dat ik hierop antwoord? De leraar zet zijn bril af, verschuift op zijn stoel. Langzaam pak ik mijn pen en maak een snelle aantekening. Dan gaat de bel. Opluchting bij mijn medeleerlingen.
Na een lange schooldag fiets ik later peinzend naar huis. Die woorden zijn blijven hangen. Een verhaal over vier kinderen in een land achter een kleerkast blijkt opeens diepe filosofische gedachten te bevatten. Een Bijbeltekst schiet in door mijn hoofd: Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Door het geloof kunnen we deze onzichtbare wereld vaststellen! Het stoplicht springt op groen. Om mij heen getoeter van auto’s.
Wat zou het leven uitzichtloos zijn als we geen uitzicht zouden hebben op een wereld achter, na deze wereld! Thuis zoek ik het nog een keer op: Hebreeën 11. Al die geloofsgetuigen, zij geloofden in iets wat ze niet zagen. Opeens verdwijnen de woorden van Aristoteles op de achtergrond en is het voor mij glashelder. We zouden eens wat minder moeten filosoferen over en wat meer moeten geloven in de zaken die men niet ziet!