Half één, tijd voor pauze. Een groepje meiden zit bij elkaar. Iedere keer als er een jongen voorbij komt, wordt er gekeurd. De bijvoeglijke naamwoorden zal ik je besparen. In ieder geval is het niet echt verheffend, neem dat maar van mij aan.

Net als ik een hap van mijn boterham wil nemen, hoor ik naast me: “homo”. Tuurlijk, denk ik, dat is iedereen toch? Omdat ik het ergens niet helemaal begrijp, roep ik meneer Van Dale erbij. Ik vraag hem de betekenis van het woord “homo”. Triomfantelijk constateer ik dat dit een woord met verschillende betekenissen is! Onder andere ‘homo sapiens’, dat bedoelde ik. De andere betekenis is de korte versie van het woord ‘homoseksueel’, dat zullen ze toch vast niet bedoeld hebben?

Ik neem me ondertussen voor: de volgende keer als ik het woord homo hoor, roep ik: “wat je zegt, ben je zelf!”

-

‘Bezwaard’ geweten

Ambtenaren met een ‘bezwaard’ geweten. Ze zijn er, dat weten we allemaal. En toch zijn er gewetensbezwaarde ambtenaren met een kant die de meesten niet zullen kennen.

Ik neem hem in gedachten. Laten we hem Piet noemen. Een hardwerkende ambtenaar. Dat was hij al voor 2004 en nu is hij dat nog steeds.

1 mei 2004. Een cruciale datum voor Piet. Er kwam een scheuring in de kerk waar hij zondags zijn ambt bediende. Iedereen wist dat die datum zou komen en dat er wat zou gebeuren. Piet moest kiezen. Iets wat hij lastig vond. Bleef hij in de kerk waar hij was opgegroeid, of zou hij naar een nieuwe kerk gaan? Omdat Piet gewetensbezwaren kreeg, bleef hij.

En nu? Soms als Piet aan iemand vertelt in welke kerk hij zit, wordt hij met de nek aangekeken. Vreemd, want Piet is toch niet veranderd?!

----

Wat vind jij van deze columns? Stuur je beoordeling in via de reactiemogelijkheid. Geef een cijfer per column of een algeheel cijfer. Wie moeten volgens jou de nieuwe columnisten van Puntuit worden.


-

Twee woorden

Twee woordjes die bijna altijd als één woord uitgesproken worden. Vaak worden de woordjes gebruikt als mensen tegenstribbelen, je hoort ze ontzettend vaak en ze passen bij Nederlanders. Weet je nog niet welke woorden ik bedoel? Ik heb het natuurlijk over ‘ja maar’.

Laatst zat ik in een groepje met wat leeftijdsgenoten en een predikant te praten. Met elkaar spraken we over de tijd die we stil worden voor God. Er werden mooie en leerzame dingen gezegd. Dat wilden we met elkaar ook nog wel beamen, maar… Ja maar, ja maar, ja maar. Waarom vinden we het zo moeilijk om ons geloof te belijden door tijd te nemen voor de Heere en Zijn Woord? Misschien omdat we onszelf nog teveel op een voetstuk hebben staan? Omdat we bang zijn om iets in de wereld te verliezen? Een vraag aan jou: maak jij nog bezwaren om Hem je tijd te gunnen en Hem groot te maken? Of heb jij geen ‘ja-maars’ meer?