Het is de drang naar vrijheid die de jongens op de vreemdste manieren in beweging zet. “Wij hebben niet zoveel met het woord officieel”, verklaart Dick zijn freerunactiviteiten. “Een bankje is bedoelt om op te zitten. Maar wij spotten daarmee en rennen er overheen.”

Freerunnen geeft de hobbysporters een gevoel van vrijheid. Alsof je alles aankunt. En daarbij mag je alle voorwerpen die je tegenkomt gebruiken, beweert het tweetal. Ze staan direct op om dat te bewijzen. Stoelen en tafels worden heen en weer geschoven in een lokaal op de Driestar-Educatief. Christiaan maakt een ‘speed vault’ over een aantal bankjes. Ondertussen vliegt Dick over het bureau van de docent.

Slechte naam

De sport van de jongens heeft onterecht een slecht naam , vinden ze. Sommige beoefenaars slopen lantarenpalen, auto’s of daken en wagen hun leven met de meest onwerkelijke sprongen. “Ook als je freerunt blijf je altijd in de eerste plaats christen”, vindt Christiaan. Dick vult aan: “Wij hebben nog nooit wat gesloopt. En bij risicovolle sprongen denk tien keer na hoe ik land, waar ik land en of ik voldoende snelheid heb.” Voor Christiaan is een handstand op een drie meter hoge dakrand een koud kunstje. “Ik snap dat het er gevaarlijk uitziet, maar ik heb op dat moment volledige controle over mijn lichaam. Voor mij voet het net als rechtop staan.”

Dat de pabostudenten voorzichtig zijn, wil niet zeggen dat ze geen flinke dosis lef hebben. Onlangs sprongen de jongens van de V&D in Gouda. De adrenaline giert door hun lichaam . Ze landden op het dak van de Blokker, tweeënhalve meter verder en drie meter lager. “Dick wist dat hij de sprong zou halen. Normaliter is hij de voorzichtige ouder , maar nu lag hij al beneden terwijl ik nog aan het twijfelen was”, grapt Christiaan. Toen hij later ook sprong, hield hij er een gekneusde duim aan over. Hij haalt zijn schouders er over op. “Dat gebeurt.”

Wanneer de jongens kunsten als een flik flak of een sidejump uithalen op straat, oogsten ze meestal bewondering. “Wojo, check dat dan, doe dat nog eens!”, roepen jongeren hen toe. “Oude vrouwtjes”, zijn doorgaans minder gecharmeerd van de hobby van de jongens. “Soms roepen ze dat we levensgevaarlijk bezig zijn en direct van het dak moeten komen.” Dan komen de jongens gedwee naar beneden. “Anders blijven ze schreeuwen en bellen ze misschien de politie.”

Tafeltennistafel

Kinderen uit de klas van de meesters in spé kunnen alvast hun hart ophalen. “Ieder kind heeft het in zich om te klimmen en te klauteren”, zegt Dick gepassioneerd. Op zijn stageadres laat hij kinderen op de tafeltennistafel springen , terwijl de rest van de docenten vanachter het raam een bak koffie wegwerkt.

“De filosofie van freerunnen is dat iedereen een obstakel op zijn eigen manier neemt”, legt de derdejaars uit. “Het ene kind springt er in één keer overheen, de ander doet het langzamer.” Het maakt niet uit. “Als ze er maar overheen komen en er plezier aan beleven. De kinderen ervaren een succesgevoel als het ze lukt. Dat is fantastisch .”

“Je lichaam is tot meer in staat dan je denkt en je hebt niet voor niets zo’n lichaam gekregen.” Bezuinigen op gymlessen is voor Dick het domste wat je maar kunt doen. “Met gymlessen leer je je lichaam op een creatieve manier gebruiken. Dan wordt buitenspelen veel functioneler. Zonder beweging krijg je een supersaai leven.”

Slingeren

Christiaan is het roerend met zijn vriend eens. Samen proberen ze het kind in hen levend te houden. “Mijn moeder moest me regelmatig afspoelen met de tuinslang voordat ik naar binnen kon. Ik vind het zo triest als een kind zegt dat het geen tikkertje mag doen omdat het net een nieuwe jas heeft. Dan heb ik echt de neiging om die jas uit te trekken en op de grond te gooien. Zo van; nu is-ie toch al vies, kun je lekker gaan spelen .”

“Nice broeder”, moedigen de jongens elkaar aan wanneer de ander weer een truc heeft gedaan. Een high-five volgt. “Freerunnen is goed voor mijn zelfvertrouwen”, ervaart Dick. “De salto achteruit heb ik nog maar net onder de knie. Vaak twijfel ik of ik ‘em nog wel zou kunnen. Maar mijn freerunleraar zei tegen mij: doe het nu maar gewoon, je kunt het toch wel. En ik kan het ook.”

Freerunnen is iets wat de jongens altijd bezig houd. “Als ik zondags naar de kerk loop heb ik nog de neiging om te gaan rennen”, vertelt Christiaan ontboezemend. En zelfs in de kerk staan de gedachten niet stil. “Je zou bij ons van de pijpen van het orgel af kunnen springen om dan aan de lamp weg kunnen slingeren.” Dat hij dat nooit zal doen, daar heeft hij zich bij neergelegd.