Ik neem een spurt over het drukke perron in de richting van de gereed staande trein. Met moeite ontwijk ik een dikke heer, die juist uitstapt, spring over een weekendtas, er ondertussen voor zorgend dat ik zie waar ze instapt.
Als er nu nog maar een plekje vrij is bij haar. Met zoveel haast dat ik nog net een argeloze treinreiziger lijk, loop ik door het gangpad naar de coupé waar ze moet zitten. Juist als ik het deurtje openschuif, komt aan de andere kant van de coupe een neger binnen met een walkman op. Als hij nou maar niet...
Maar natuurlijk, ongelooflijke pechvogel die ik ben, hij gaat uitgerekend op het enige vrije plekje tegenover haar zitten. Je zou zo'n vent!
Ik loop iets verder en laat me naast een dikke vrouw neerzakken. Ze stinkt naar zweet en rook. Dat kan er ook nog wel bij. In ieder geval vang ik hier net een glimp van haar op. Maar ja, met alleen glimpen kom je ook niet verder. Hoe maak ik ooit met goed fatsoen eens een praatje met haar. Iedere keer loopt het tegen. Verder dan een 'hoi' of 'hallo' is het nooit gekomen. Ze doet in ieder geval wel vriendelijk tegen me.
Ik sluit moedeloos m'n ogen als de man, die het uitzicht reeds half belemmerde, een krant openvouwt...
Dan me maar vast op het volgende scenario gericht. Als ze straks uitstappen, moet het lukken. Zorgen dat ik niet te ver achter haar uitstap en dan halverwege het perron inhalen, toevallig opzij kijken en met gespeelde verbazing zeggen: "He Marijke, zat jij ook in deze trein, ik dacht dat je dinsdags later moest beginnen." Alsof haar wekelijkse reisschema niet in m'n geheugen gegrift staat. Zou ze überhaupt wel iets van me willen weten? Stel je voor dat het nooit wat wordt... Om het benauwd van te krijgen...
Als het eindpunt nadert, staat ze op en loopt naar de uitgang. Even blijven zitten tot ze straks voorbij het raampje loopt en dan even spurten. Ja, daar gaat ze.
Aan de andere kant van het perron is ook net een trein binnengekomen, waardoor het alweer druk is. Haastig loop ik verder om haar in te halen, maar opeens loop ik haar bijna omver. Ze staat stil en zwaait naar iemand in de mensenmassa. "Hoi" zegt ze vriendelijk als ik langs haar loop en kijkt me even met haar lieve ogen aan. Ik voel dat ik een vreselijke kleur krijg. "Hoi" zeg ik dwaas terug en loop door. Daar gaat mijn zorgvuldig bedachte plan.
Vanmiddag is ze om tien over twee uit. Ik om drie uur. Spijbelen vanmiddag? Nee, vandaag maar niet, het is een pechdag en bereiken doe ik toch niks. Ze moest trouwens eens weten dat ik dat allemaal voor haar doe. Ze zou zich misschien een aap lachen.
Om drie uur twijfel ik of ik nog even de stad in zal gaan om wat schriften te kopen, of dat ik direct naar huis zal gaan. Ik kies voor het laatste.
Als ik de trap oploop naar het perron, kan ik m'n ogen niet geloven.
Daar staat ze!
Nu gaat het gebeuren. Om deze tijd is het vrij rustig in de trein, dus het moet al heel gek lopen als ik niet bij haar kan zitten. Dan maar gelijk de koe bij de horens gevat. Met een zenuwachtig gevoel in mijn buik loop ik in haar richting. Ze bestudeert aandachtig het reistijdenbord.
"Hoi, Marijke".
"Hoi, Jan. De trein is een beetje laat, hè. Normaal staat hij er al."
"Hij zal zo wel komen."
Als ik achter haar instap, probeer ik één van m'n vele scenario's voor de geest te halen. Het lukt niet. Gelukkig wordt mijn probleem opgelost, doordat Marijke aan een stuk praat. Ik hoor maar ternauwernood wat ze allemaal vertelt, zozeer ga ik op in het bestuderen van haar mooie ogen en haar ongetwijfeld zeer zachte wangen, lippen en hals. Wat zou ik hier of daar graag een kus op geven!
Als we het eindpunt bijna hebben bereikt, schiet me plotseling een vraag te binnen.
"Ben je altijd om deze tijd uit" Tot mijn verbazing zie ik de uitdrukking in haar ogen heel verlegen worden. Een blos kleurt haar wangen.
"Nee, normaal ben ik het zesde uit, maar ik had nog wat te doen op school."
"O".
Zou ze op mij hebben gewacht? Het jubelt van binnen, al kan ik het haast niet geloven.
Dan hoor ik mezelf zeggen: "Best gezellig als je niet alleen hoeft te reizen, vind je niet?"
"Ja, als we tegelijk uit zijn kunnen we best op elkaar wachten."
Ik voel me haast bezwijken van geluk. Dit is nog meer dan waar ik op hoopte. Ook nog het stuk van school naar station met haar meelopen. Nog nooit had ik me zo licht gevoeld.
Als ik vijf minuten later het laatste stuk te voet naar huis afleg, lijk ik te zweven. En ondertussen
houd ik me bezig met een volgende scenario. Maar voor dat aan de orde is zullen er waarschijnlijk nog een paar treinreisjes moet worden gemaakt.{jcomments on}