Bijna was het gebouw twintig jaar geleden gesloopt. Bijna. Het werd uiteindelijk toch weer helemaal opgeknapt. En dat is wat de nieuwe gebruikers ook doen: oude gebouwen renoveren, of –als ze niet meer bestaan– nabouwen.
De werkplaats in Schiedam is een van de ongeveer dertig molenmakersbedrijven die Nederland telt. Sommige werken in een groot gebied, en zelfs over de grens, tot in Japan en Amerika toe. De Schiedammers hebben dicht bij huis genoeg te doen. „En we houden niet van in de file staan", zegt Rob Batenburg.
Hij is wel in Australië geweest. „Een man die uit de Hoeksche Waard kwam, bouwde een molen uit zijn geboortestreek na. Wij leverden het binnenwerk, zodat de molen maalvaardig werd. We hebben alle onderdelen in Nederland klaargemaakt en zijn drie weken naar Australië geweest om de molen te completeren."
Batenburg was al in restauraties geïnteresseerd toen hij nog kind was. Achter op de fiets bij zijn vader reed hij om de twee weken naar Rotterdam, waar de Laurenskerk werd gerestaureerd. „Ik wist volgens mijn vader altijd precies te vertellen wat er in die twee weken gebeurd was."
Batenburg werd molenaar in Schiedam en deed wat restauratiewerk erbij. Toen dat laatste uitgroeide, nam hij afscheid van molen De Vrijheid. In de restauratiewerkplaats werkten eerst twee man; inmiddels vijf. „We onderhouden de vijf historische molens van Schiedam en enkele in de directe omgeving. Een zesde molen in Schiedam ziet er aan de buitenkant traditioneel uit, maar binnenin staat alleen maar een moderne windturbine. In de ruimte die over was, is onder meer een bioscoopzaal ingericht. Momenteel herbouwen we molen De Kameel aan de rand van het stadscentrum, ongeveer op de plaats waar hij vroeger stond. Tussen Schiedam en Vlaardingen restaureren we de Babbersmolen, de oudste stenen poldermolen van Nederland."
Bij een historisch gebouw dragen de restaurateurs vaak niet alleen zorg voor het exterieur, maar ook voor de inrichting. „De uitdaging is om je werk historisch verantwoord te laten zijn –daarvoor doen we eerst onderzoek– en tegelijkertijd te voldoen aan de hedendaagse milieu- en veiligheidsvoorschriften. Een bijzondere klus was de herbouw van een mastenkraan –de kraan waarmee masten op de vissersboten geplaatst werden– voor het Vlaardingse Visserijmuseum."
„In ons vak zie je soms jongens die elders vastgelopen zijn tot bloei komen", zegt de molenmaker. „De bouw is keihard, het restauratievak vriendelijker, de molenmakerij nog zachter. Wellicht door de kleinschaligheid, door de omgang met de historie. Mensen doen dit werk echt met hart en ziel. Je kunt je in dit vak uitleven op het fijne handwerk. Met stagiairs uit de bouwsector heb ik niet zulke goede ervaringen. Jongens van het Hout- en Meubileringscollege passen hier beter. Maar op elke regel bestaan uitzonderingen."
Dit vakwerk wordt echt onderbetaald, vindt Batenburg. „Als je ziet welke kwaliteit de jongens leveren... Maar restauraties zijn afhankelijk van subsidies, dus loonsverhoging zou het karwei onbetaalbaar maken."
Werk is er genoeg. „Het is lastig om aan goede mensen te komen. Er zijn duizend molens in Nederland en er werken maar zo’n 120 mensen in de molenmakerij. Werk zat. Als je interesse en capaciteiten hebt, kom je er snel tussen."
tekst L. Vogelaar, beeld Anton Dommerholt