Na een kop thee en een stuk gebak willen de meiden weten wat hun voormalige juf tegenwoordig doet. „Ik geef onder meer les op niet-christelijke scholen door het hele land. Ik werk nu op een school in de Amsterdamse wijk Bijlmermeer.”
Dat moet anders zijn dan werken op een reformatorische school, vermoeden de meiden. „Is het moeilijk om op een school les te geven waar mensen niet geloven in God?” willen de twee weten. Mevrouw De Bonte vertelt dat ze allereerst haar werk goed wil doen. „Daarvoor ben ik aangenomen. Ik wil niet de evangelist uithangen. Ik begin niet snel een gesprek over het geloof. De leerlingen komen vanzelf met vragen. Ik bid elke dag of de Heere zulke momenten wil geven.”
Soms vragen collega’s van hun vroegere juf door haar levensstijl van welke planeet ze komt. „Ik kreeg een keer de vraag: Gourmetten jullie met elkaar? Dus dat mag wel. Wat leuk!” De meiden glimlachen.
„Af en toe krijg ik de vraag of God echt bestaat”, zegt mevrouw De Bonte. „Wat vragen de kinderen?” willen Nienke en Thirza weten. „En wat zegt u dan?” De Bonte: „Tijdens een pauze zei een van de jongeren: „Mevrouw, op zondag lopen er van die groepjes mensen langs ons huis.” Hij beschreef een beetje hoe dat eruitzag. „Hoort u daar ook bij?” „Ja”, zei ik. „Maar mevrouw, dan heeft u toch geen leven?” Voor mij was dat de aanleiding voor een goed gesprek. Een band met iemand is erg belangrijk. Dan willen ze meer van je weten en komen ze met vragen. Je weet nooit wat zulke gesprekken uitwerken.”
Hoofddoek
Nienke en Thirza willen weten wat ze kunnen leren van hun voormalige juf. Mevrouw De Bonte: „Moslimleerlingen zijn bijna trots op hun geloof. Ik heb bewondering voor moslimmeisjes die –soms als eenling– een hoofddoek dragen. Wij schamen ons zo snel en we passen ons liever aan, zodat we niet opvallen.” De meiden knikken.
Ten slotte stellen ze de juf een persoonlijke vraag: „Hoe ervaart u zelf dat God bestaat?” Ze weten dat mevrouw De Bonte daar graag antwoord op geeft. „Ik heb als puber erg getwijfeld of God wel bestaat”, begint ze. „Ook al groeide ik op in een gezin met godvrezende ouders. Ik deed belijdenis, ging netjes naar de kerk en we lieten onze kinderen dopen, maar Wie God was: dat wist ik niet.”
Als de Heere gaat werken in het leven van haar man, ervaart mevrouw De Bonte vijandschap bij zichzelf tegen „al dat bidden en Bijbellezen.” Tot op een avond de Heere mij, door het lezen van een dagboekstukje, liet zien wie ik was. En dat ik nog nooit had beseft dat God mij altijd had gezien en ook echt alles had gezien. Ik stond overal buiten en wist me in al mijn ellendebesef geen raad. Het beheerste me dag en nacht.” Maar dan spreekt de Heere door Zijn Woord tegen haar. „Ik wist niet wat ik meemaakte. Zo gezondigd, en dan een woord van bemoediging: zou dat van de Heere zijn? Maar wie is de Heere? En wanneer ken ik Hem?” Ze krijgt veel vragen. „En dan te ervaren dat de Heere precies weet wat ik denk, omdat mijn vragen in de kerk beantwoord werden. Dan leer je dat God bestaat en dat Hij niet alleen rechtvaardig is, maar ook zo barmhartig en genadig.”
Vrede
Ze vertelt erover aan haar godvre-zende oma. „Anja, er is meer”, zegt die. „Ze zei het op zo’n manier dat
ik jaloers werd. Oma wist wat ze zei en daar wilde ik meer van weten. Er is zo veel van de Heere te leren. Voor al die zonden heeft Hij geleden, is Hij Borg geworden en wilde de straf dragen, waardoor er vrede mogelijk is bij God, net als in de gelijkenis van de verloren zoon.” De meiden moeten denken aan de preken die ze hierover afgelopen voorjaar in de kerk hoorden. „De gelijkenis van de barmhartige Vader” noemde de dominee het toen. Op de fiets naar huis denken ze nog na over het wat mevrouw De Bonte als laatste zei: „Als het voor mij kan, dan kan het voor iedereen, en dat zou ik elke dag wel tegen iedereen willen zeggen!”
Wil je meer weten over het thema ‘Bestaat God’? Lees dan verder in Daniël#22.