-
Maandag 7 mei
Bedrieg jezelf niet! Openbaring 3 vers 14 tot en met 22: ”Gij zegt: Ik ben rijk… en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.” (vers 17)
Ze waren echt rijk. Dat valt zelfs anno 2012 in de eenzame ruïne van het Turkse Laodicéa nog te zien. Marmer moet een veel gebruikt bouwmateriaal zijn geweest. De stad exporteerde geneesmiddelen. Beroemde artsen specialiseerden zich in oor- en oogziekten. Johannes sloot aan bij die context (Openbaring 3:18). Las iemand Johannes’ brief voor? Of schudden kerkenraadsleden het hoofd? Zeiden ze, ‘wijs’: ”Dat kun je toch niet presenteren aan de gemeente? Zo hard! Heus! Het gaat ons om het welzijn van de gemeente.”
Waar komt het op aan in het christelijk leven? Op het kennen en belijden van je zonde (Jeremia 3:13). Op het erkennen, gewillig, uit liefde dienen van de God van je ouders (1 Kronieken 28:9). Op het: ”Ken Hem in al uw wegen, Hij zal uw paden recht maken” (Spreuken 3:6). Het is een voorrecht rijkdom als schade en vuilnis te mogen beschouwen ”om de uitnemendheid van de kennis van Christus” (Filippensen 3:8). Misschien zeiden ze dat ook nog wel tegen elkaar in Laodicéa. Mogelijk koesterden zij de rechte leer. Maar de ootmoedige, verwondering, dat van jezelf niets hebben, dat ontbrak. Ze waren zelfvoldaan.
Christenen in Laodicéa hadden het maatschappelijk goed. Valt zoiets trouwens ook over jou en mij niet te zeggen? Ik wil de economische crisis serieus nemen. Mensen moeten touwtjes aan elkaar knopen en dubbeltjes omkeren. Je draagt je jas een beetje langer dan vroeger. Maar er is toch nog eten? Een oude fiets? Er staan bovendien mooie kerken in het dorp. De gemeente evangeliseert. Zelfs dan kun je toch nog in geestelijk opzicht arm zijn. Terwijl je het zelfgenoegzaam, zelfvoldaan, niet in de gaten hebt. Ook in Laodicéa waren ze er blind voor.
De ”god van deze eeuw” ziet kans de zintuigen van ongelovigen te verblinden. Het licht van het Evangelie dringt niet tot hen door (2 Korinthe 4:4). Wie zijn broeder haat leeft ook in de duisternis (1 Johannes 2:11). Maar in Laodicéa was het eigenlijk nog veel erger. Ze waanden zichzelf uiterst gelovig. Rijk. Johannes gebruikte een opeenhoping van woorden om hen ermee te confronteren dat ze zichzelf bedrogen. Kennelijk is dat mogelijk…
Wacht je voor zelfbedrog! Waar woon jij? En ik? In Filadelfia? Waar de gemeente Gods Woord bewaarde en de Naam van Christus niet verloochende? (Openbaring 3:8). Of, blind, in Laodicéa?
-
Woensdag 9 mei
De duivel maakt een mens blind; verzet je tegen hem. Mattheus 12 vers 22 tot en met 32: ”Toen werd tot Hem gebracht een van de duivel bezeten, die blind en stom was.” (vers 22)
Israëlieten moesten goed voor blinde medemensen zorgen. Mozes schreef: ”Gij zult voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten” (Leviticus 19:14). Zet zo’n blinde niks in de weg, waardoor hij zich pijnlijk zou kunnen stoten of vallen. De Levieten moesten het volk voorhouden, dat de persoon die een blinde onderweg niet helpt, of de weg wijst en laat verdwalen, vervloekt is (Deuteronomium 27:18). Kenmerkend voor een oprecht, vroom, godvrezend man (Job 1:1) was dat hij ”de blinden tot ogen” was (Job 29:15).
De Heere Jezus deed meer. Zijn volgelingen brachten iemand bij Hem die blind en stom was, Hij genas hem (Matthéüs 12:22). Het bleef trouwens niet bij dat ene wonder. De Zaligmaker genas een blinde in Bethsaïda (Markus 8:25). In Jericho maakte hij de blinde bedelaar Bar-timéüs beter (Markus 10:52). De huidige cultuur in Midden-Oosten biedt eigenlijk geen plaats voor mensen met een lichamelijke beperking. Maar als er blinden bij jou in de buurt wonen: neem dan de boodschap van Mozes en het voorbeeld van Job ter harte. En nog een vraag: Bid je voor zo’n blinde?
Jezus genas een blinde. Maar hoe kwam het eigenlijk dat die patiënt blind was? Hij was van de duivel bezeten! Het is opmerkelijk dat evangelist Matthéüs die beide dingen vermeldt: ”een van de duivel bezeten, die blind en stom was” (Matthéüs 12:22). Toen Paulus en Barnabas het later op Cyprus aan de stok kregen met Elymas, de tovenaar, schreef Lukas: ”De hand des Heeren is tegen u, en gij zult blind zijn” (Handelingen 13:11). En toen de Heere Jezus een andere blinde genas, was er sprake van iemand die niet zag, opdat Gods werk in zijn leven zou blijken (Johannes 9:3). Dus ziekte en blindheid heeft een verschillende oorsprong.
En nog iets: de ene blindheid is de andere niet. Beperkt de duivel zich tot het letterlijk, lichamelijk blind of doof maken van mensen? O nee! Hij schept er vooral plezier in om mensen geestelijk blind te maken en te houden. De ”god van deze eeuw” ziet kans de zintuigen van ongelovigen te verblinden. Het licht van het Evangelie dringt niet tot hen door (2 Korinthe 4:4). Maar de duivel zou geen kans hebben in ons leven, als wij hem niet zelf binnenlieten in ons hart. Verzet je tegen hem (1 Petrus 5:8,9).
-
Vrijdag 11 mei
Blindheid komt niet van God of de duivel. Exodus 4 vers 1 tot en met 12: ”De HEERE zei tot hem: Wie heeft de mens de mond gemaakt, of wie heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?” (vers 11)
”Het is toch duidelijk? De Bijbel zegt: de HEERE ”heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt” (Exodus 4:11)! Je leest zoiets ook over Elymas, de tovenaar (Handelingen 13:11). Dus God maakt mensen ziek en blind en ongelukkig!” Nee! Dat is helemaal niet zo duidelijk. Vergeet het maar.
Wat was er aan de hand? Mozes durfde niet terug uit Midian om de Egyptische farao in Gods Naam op z’n nummer te zetten. Hij zocht uitvluchten. Hij zei: Ik ben nou eenmaal niet zo’n prater (Exodus 4:10). Toen vroeg God: ”Wie heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt?” (Exodus 4:11). Het antwoord, ”ben Ik het niet, de HEERE?” was opnieuw geen statement, maar een vraag. Gods antwoord getuigt niet van Zijn kwade bedoeling met mensen, maar van Zijn almacht. Dus Mozes, beroep je niet op onmacht.
De HEERE zei helemaal niet zonder meer: Ik maak mensen stom en doof en blind. Want God is immers niet Degene die kwalen en kwaad veroorzaakt. Hij staat toe dat Zijn kinderen ziek worden. Als Hij het nodig vindt hen te tuchtigen. Hij doet het als slecht ervarene voor hen meewerken ten goede (Romeinen 8:28). Hij straft andere mensen om hun zonden (Ezechiël 18:4). God is de Almachtige (Psalm 99:1,2). Maar Hij is niet de eerste oorzaak achter alle blindheid, doofheid, of sprakeloosheid. De Heere Jezus was juist de meest uitnemende Arts.
”O”, zeg je: ”Dan is de duivel zeker oorzaak van ziekte? De evangelist schreef immers: ”Toen werd tot Hem gebracht een van de duivel bezeten, die blind en stom was” (Matthéüs 12:22).” De satan kan inderdaad invloed uitoefenen op ziekte. Kijk maar naar Job. Maar de duivel was God niet de baas (Job 2:6). Ook aan de satan valt niet per definitie en zonder meer toe te schrijven dat hij alle ziekte veroorzaakt.
Waar komen blindheid, doofheid en stomheid dan vandaan? Bij de mens. Je kunt niet elke zieke altijd een speciale zonde ten laste leggen als oorzaak van zijn kwaal. Soms wel. Farao liet Israël niet gaan. Daarom nam God zijn eerstgeboren zoon weg (Exodus 11:5). Maar niet altijd (Johannes 9:1). Ziekte is in de wereld vanwege onze zonden. God zei: Als je van de verboden vrucht eet, zul je sterven (Genesis 2:17). Daar komt ziekte vandaan.
----
Zaterdag 12 mei
Blind tot eer van God… Johannes 9 vers 1 tot en met 17: ”Voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af…. Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.” (vers 1)
Je zou raar kijken als jouw huisarts de Heere Jezus nadeed. Die spuwde op de aarde, maakte een beetje modder en streek het op de ogen van een blinde. ”Ga je nu maar wassen in het badwater Silóam”, zei Hij. Toen kon de man weer zien (Johannes 9:6,7). Je zegt: ”Gelukkig gebruikt mijn dokter niet zulke onhygiënische medicijnen. Je zou er eerder blind van worden, dan genezen.” Inderdaad. Dat slijk was ook geen geneesmiddel, maar een teken. Dat smerige slijk vestigde alle aandacht op het feit dat Jezus Zelf het Licht der wereld is (Johannes 9:5).
De vragen brandden los. In de antieke wereld heerste de gedachte dat een zieke persoonlijk iets bijzonders op z’n geweten had. Of dat kinderen moesten lijden onder de zonden van ouders. Is dat dan niet zo? God zegt Zelf dat Hij de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, zelfs ”aan het derde, en aan het vierde lid van degenen, die Mij haten” (Exodus 20:5)? Wacht even! God wil dat kinderen van zondigende ouders zich bekeren. Dan is Hij hen genadig. Absoluut. Hij is rechtvaardig. Hij zadelt een mens niet op met de straf over andermans zonde. ”De ziel die zondigt die zal sterven” (Ezechiël 18:4).
De Heere Jezus zei: ”Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders.” Bedoelde Jezus dat die blinde en z’n ouders nooit zondigden? Natuurlijk niet. Hij zei dat zij niet vielen te betichten van een bijzondere, persoonlijke zonde. De Heere zei: Ik doe dit wonder ”opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden” (Johannes 9:3). Ja, want God gaf een Middelaar van wie de profeet schreef: ”Hij heeft onze krankheden op Zich genomen” (Jesaja 53:4). En toen deze Arts de blinde ging genezen, kreeg God de eer! Dat is wat! Blind tot eer van God!
Een man lag in het ziekenhuis. De pijn werd hevig, beangstigend. In zijn gedachte viel het licht op Jezus in Zijn onschuldig lijden. Die bad: ”Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede” (Lukas 22:42). Toen bleef bij de patiënt nog alleen verwondering over. Vanwege Jezus’ gewilligheid om voor hem, een vijand van God, de straf te dragen. God kreeg de eer. En die blinde? Hij zei: Jezus is een Profeet. Hij geloofde in de Zoon van God. Hij gaf God de eer (Johannes 9:24,27,38).
-
Zondag 6 mei
Laat je niet verleiden door blinde (ver)leiders! Jesaja 56 vers 9 tot en met 12: ”Hun wachters zijn allen blind.” (vers 10)
Een parkeerwachter controleert of je de auto volgens de regels parkeert. Als je dat niet doet, geeft hij je een bekeuring. Een parketwachter is een politieagent die dienst doet bij rechtszittingen. Zulke wachters moeten hun ogen oplettend open houden, uitkijken. Dat was ook de taak van door de Bijbel genoemde wachters. Een wachter waakte op de stadsmuur (2 Koningen 9:17). Of hij hield ’s nachts de boel op straat in de gaten (Hooglied 3:3). Hij bewaakte de gevangenis (Handelingen 5:23). Het graf van Jezus (Matthéüs 27:65). De wachter lette als hoeder ook op de kudde (1 Samuël 17:20).
Jesaja bedoelde een bijzondere kudde: het volk Israël. Hij sprak over hun herders (Jesaja 56:11): priesters, regenten. Zij behoorden als wachters (Jesaja 56:10) de kudde te bewaken. Ze moesten het volk waarschuwen. Omdat God de volkszonden niet ongestraft zou laten. Maar de wachters leefden zelf in zonde. ”Van de profeet aan tot de priester toe bedrijft ieder valsheid” (Jeremia 6:13). De wachters waren uit op winst en sterke drank (Jesaja 56:11,12). De profeet vergeleek ze met de honden, die zich op oosterse slachtplaatsen tegoed deden aan vuil en afval. Vadsige, slaperige beesten. Blind. Stom.
Dus de priesters en regenten voeren in Israël hun eigenzinnige, zondige koers. Je zegt: ”Dat is natuurlijk erg, maar dat was toen.” Wacht even! Anno 2012 heb je het dan over christelijke en politieke leiders. En over ambtsdragers in de breedte van de kerken. Mozes schreef ooit: ”Vervloekt zij, die een blinde op de weg doet dwalen!” (Deuteronomium 27:18). Dus het loopt met zo’n blinde leider slecht af. Maar de Heere Jezus noemde ook de schriftgeleerden en de farizeeën blind (Matthéüs 23:16). Dat had concreet betrekking op de kerk van Zijn tijd. En je maakt mij niks wijs! Er zit net zo goed een boodschap in voor de actuele situatie.
”O ja”, zeg je: ”U bedoelt natuurlijk: een afwijzing van oosterse en westers sekten.” Ja. Maar ook mensen die zich daar graag van distantiëren. Zij zeggen het goede te beogen voor alle mensen. De profeet Jeremia kende hen al. Hij waarschuwde tegen mensen die ”de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtst genezen, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede” (Jeremia 6:14). Leef nauwgezet bij Gods Woord! En laat je niet verleiden door blinde wachters.