-
Maandag 6 augustus Jesaja 7:13-25 En toch kwam Immanuël.
Jesaja 7:23: ”Ook zal het te dienzelfden dage geschieden, dat iedere plaats, alwaar duizend wijnstokken geweest zijn, van duizend zilverlingen, tot doornen en distels zal zijn.”
De Syrische koning Rezin, en koning Pekah, de koning van het rijk van de tien stammen, Israël, wilden Jeruzalem gaan veroveren (Jesaja 7:1). Het hart van Achaz, de koning van het rijk van de twee stammen, Juda, ”bewoog” (Jesaja 7:2). Hij was bang voor die vijandelijke machten. Achaz was immers een afgodendienaar. Hij had een slecht geweten. Wat een genade van God: Jesaja kwam ondanks de zonden van Achaz en Juda met een goede boodschap.
Dus de profeet stelde Achaz gerust. En de koning mocht een teken vragen. Die schijnheilige kerel weigerde dat. „Ik zal de HEERE niet verzoeken”, zei hij (Jesaja 7:11,12). Dat heeft de schijn van vroomheid. Mozes had Israël inderdaad verboden een teken te vragen uit ongeloof (Deuteronomium 6:16). Maar hier was sprake van een andere situatie. De Heere gaf door Zijn profeet Jesaja Achaz juist bevel een teken te begeren. Tot versterking van het geloof.
Toch gaf God dat teken. Ongevraagd. „Een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren, en Zijn Naam Immanuël heten” (Jesaja 7:14). ”O ja”, zeg je: „de adventtekst.” Wacht even. Matthéüs toonde aan dat die woorden uiteindelijk zijn vervuld in de komst van de Heere Jezus. Maar Jesaja gaf dat teken in de context van de concrete, politieke situatie. Mogelijk had ’t óók te maken met de aangekondigde geboorte van Achaz’ zoon Hizkia (2 Koningen 18,19).
Jesaja sprak troostwoorden. Pekah (2 Koningen 15:30) en Rezin (2 Koningen 16:9) zouden ’t loodje leggen. Maar de profeet verwoordde ook Gods toorn over Achaz’ ongehoorzaamheid en ongeloof. God kwam met gericht. Via de Assyrische koning. Met armoe (Jesaja 7:20-22). En op vroeger vruchtbare plaatsen, „waar duizend wijnstokken geweest zijn”, bleven nu slechts ”doornen en distels” over (Jesaja 7:23). Zó straft God ongehoorzaamheid en ongeloof!
Doornen en distels. Waar denk je dan aan? Natuurlijk! Aan de na de zondeval in het Paradijs door God uitgesproken vervloeking. Aan het feit dat de aarde voortaan doornen en distels zou voortbrengen (Genesis 3:17,18). De HEERE strafte de ongehoorzaamheid van het ongeloof van Achaz en Juda opnieuw met Zijn vloek.
En toch kwam Immanuël! Zie je óók zoveel doorns en distels in je leven? Door eigen schuld? ”Een Kind is ons geboren” (Jesaja 9:5). Immanuël werd mens om Gods rechtvaardige straf te kunnen dragen voor schuldige mensen.
-
Woensdag 8 augustus Jesaja 55 Dat kan niet. En toch gebeurt het.
Jesaja 55:13: „Voor een doorn zal een dennenboom opgaan, voor een distel zal een mirtenboom opgaan.”
Je zag voor het begin van de dienst welk deel er straks uit de Bijbel zou worden gelezen: Jesaja 55. Je las het alvast voor jezelf. Je kwam bij het laatste vers: „Voor een doorn zal een dennenboom opgaan, voor een distel zal een mirtenboom opgaan” (Jesaja 55:13). En je dacht, wanhopig: „Als de dominee daar nou maar niet over gaat preken. Want dat kan niet!” Was het je bedoeling Gods almacht in twijfel te trekken? Geloof je niet in wonderen? Ja, allemaal ja! Maar je voelde jezelf zo zondig, zo hard, zo onbekeerlijk. Vroeger was het zo anders geweest. Maar nu dacht je: „Het komt nooit meer goed tussen God en mij.” Herken je het? Of niet?
Laat je predikant nou toch net dat laatste vers als tekst nemen. Je hoorde van die doorn. En van die distel. Nou dat is niet meer dan stekelig onkruid. Dat groeit in de woestijn (Richteren 8:7). Een doorn en een distel dragen geen voedzame of bruikbare vrucht. Ze zijn nergens goed voor. Ze vormen een kwelling voor een boer (Genesis 3:18). Ze nemen een vruchtdragende, goede wijngaard als het ware in bezit (Spreuken 24:31). Doornen en distels vormen een teken van Gods straf en vloek (Hoséa 10:8).
De woestijn vormde in Israël het symbool van verlorenheid en verlatenheid. En toch had Jesaja het ook elders over die wonderlijke vernieuwing van doorn naar dennenboom en van distel naar mirtenboom: „Ik zal in de woestijn de cederboom, de sittimboom, en de mirtenboom, en de olieachtige boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen de dennenboom, de beuk, en de busboom te gelijk” (Jesaja 41:19). Dennenbomen en mirtenbomen golden in Israël als mooie, sierlijke, vruchtbare bomen. Een dennenboom biedt hout, hars en terpentijn. En een mirtenboom levert etherische olie. In de oudheid was de mirte het symbool van de liefde, het huwelijk en de vruchtbaarheid.
Hoe kwam het dat je aan het eind van de preek was verlost van de gedachte dat het „nooit meer goed komt tussen God en mij”? Dat je niet slechts ”amen!” zei op het beeld van de doornen en distels. Maar ook op die woorden dat „voor een doorn een dennenboom zal opgaan”? Omdat God zo overtuigend tegen die zondige Efraïm zei: „Uw vrucht is uit Mij gevonden” (Hoséa 14:9).
-
Vrijdag 10 augustus Mattheüs 7:13-27 Welke vruchten vertoont jouw leven?
Mattheüs 7:16: „Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distels?”
Als je ooit in Israël was, kun je je er iets bij voorstellen. De Heere Jezus nam plaats op een zacht glooiende helling –de Bijbel zegt: een berg (Matthéüs 5:1)– in de buurt van Kapernaüm. Daar gaf Hij aan een grote massa mensen een aantal wijze lessen. Hij sprak over de enge poort en de smalle weg. Hij bedoelde: Als je Mij wilt volgen, kost dat zelfverloochening. Dat vraagt gehoorzaamheid. En pas op voor de valse profeten. In hun levenswandel blijkt dat ze bedriegers zijn (Matthéüs 7:14-16).
Hoe kom je daar achter? „Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distels?” Het werkwoord ”lezen” betekent hier: verzamelen. Zo was Ruth bezig om op het land van boer Boaz aren van gerst en tarwe te lezen (Ruth 2:23). En zo verzamelden de profeten in de tijd van de profeet Elisa groenten (2 Koningen 4:39). Doornen en distels zijn verderfelijk onkruid. Als je ze niet voorzichtig raakt, doet dat pijn. Je plukt er geen edele vruchten als druiven en vijgen vanaf.
Zo dragen ook valse profeten geen goede vrucht, zei de Heere Jezus. Die bedriegers zeggen dat ze onderwijs geven, profeteren in de Naam van de Heere. Ze vertellen dat ze duivelen uitwierpen in Zijn Naam. Niet echter iemand met mooie praatjes zal „het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar die daar doet de wil van Mijn Vader, Die in de hemelen is”, zei de Zaligmaker. Dus goede vrucht dragen, zoals de wijnstok druiven biedt en de vijgenboom vijgen, heeft te maken met de liefde Gods wet en het doen van Zijn wil.
Toen Paulus zijn brief aan de gemeenten in Galatië schreef, had hij misschien die woorden van Jezus –„aan hun vruchten zult gij hen kennen”– wel in z’n achterhoofd. „De vrucht van de Heilige Geest is is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid”, zei hij. En „die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden” (Galaten 5:22,24). Dus zulke mensen strijden tegen de zonde. Nou dat kun je aan iemand zien. Vast en zeker!
Die strijd kun je niet voeren in eigen kracht. Alleen wie als rank aan de Wijnstok Christus is verbonden, draagt zulke vrucht (Johannes 15:4). Welke vrucht vertoont jouw leven?
----
Zaterdag 11 augustus Hebreeën 6:1-9 Vervloeking voorkomen? Let op je leven!
Hebreeën 6:8: „Maar die doornen en distels draagt, die is verwerpelijk en nabij de vervloeking.”
Adam en Eva luisterden in het Paradijs liever naar de slang dan naar God. Ze aten van de verboden vrucht. Ze waren ongehoorzaam. God kwam met straf. „Het aardrijk zij om uwentwil vervloekt… Ook zal het u doornen en distels voortbrengen” (Genesis 3:17,18). Maar de auteur van de brief aan de Hebreeën vertelde –zo zou je kunnen zeggen– een andere versie van het verhaal. Hij liet niet slechts de vervloekte aarde, maar ook mensen doornen en distels dragen, dus eigenlijk: voortbrengen (Hebreeën 6:8). Het is niet best met zo iemand. Want hij is „verwerpelijk en nabij de vervloeking”. Over wie gaat het hier?
Het gaat over mensen die ooit verlicht waren. Ze vonden de preken van de dominee mooi. Ze proefden iets van het geluk van Gods kinderen (Hebreeën 6:4). Maar als er verdrukking of vervolging optradt, omwille van het Woord van God, dan raakte zo’n tijdgelovige direct geërgerd. De Heere Jezus sprak over zo iemand als een mens die ”het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt” (Matthéüs 13:20). Hij wordt een afvallige. En als zo iemand willens en wetens zondigt, „blijft er geen slachtoffer over voor de zonden” (Hebreeën 10:26).
Wat zei de apostel over zulke mensen? Hij maakte een vergelijking met de landbouw. Een gelovige draagt vrucht. Deze afvalligen dragen doornen en distels. Er ligt een link naar de vloek over de aarde, waarvan God sprak na de zondeval. Gods vloek zal ook zo’n ongelovige treffen. Zoiets gebeurde in de tijd dat de brief aan de Hebreeën werd geschreven. Het kan ook nu gebeuren. Misschien denk je, als je dit leest: „Ja, natuurlijk.” Zonder enige vrees voor jezelf. Koud. Onbewogen. Pas op! Wil je deze vervloeking voorkomen? Let dan op je leven!
Het is ook mogelijk dat je zegt: „Ben ik het Heere?” Net als de discipelen. Toen Jezus het komend verraad aankondigde (Matthéüs 26:22). Er zijn jonge en oude mensen, die op hun eigen levensakker alleen maar doorns en distels zien. O, wat kan dat benauwd zijn. Als je er, net als Paulus, weet van hebt dat God Zijn Zoon in je hart heeft geopenbaard (Galaten 1:16) weet je best waar je zijn moet met al je vrees voor zelfbedrog. Bij Jezus! Maar dat valt niet mee, als het stormt op de levenszee (Johannes 16:18).
-
Zondag 5 augustus Genesis 3:9-19 Zie jij uit naar Hem Die de doornenkroon droeg?
Genesis 3:17,18: „Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt… Ook zal het u doornen en distels voortbrengen.”
Ben jij een liefhebber van bloemen? Dan ken je vast allerlei soorten rozen. De Gelderse en de Chinese roos. Een klaproos, of pioenroos. Er zijn ook mensen die van voren of van achteren ”roos” heten. In elk geval hebben alle rozen één ding gemeen: Er is geen roos zonder doorns. Heb jij je ooit afgevraagd of God de doorns heeft geschapen? Als dat al ’t geval was, brachten die doorns toen geen pijnlijke verwondingen teweeg. Mogelijk waren ze er. Maar ‘anders’.
Doorns steken en prikken (Genesis 3:17,18). Adam en Eva hadden er telkens mee te maken. Dat bracht hen hun ongehoorzaamheid in herinnering (Genesis 3:6). Ze hadden gezondigd (Romeinen 5:14). Vroeger bestond hun voedselpakket uit vruchten en kruiden (Genesis 1:29). Maar het gif van de zonde drong ook bomen en planten binnen. Vroeger konden ze zich ongehinderd, zonder nadenken te goed doen aan tal van sappige vruchten. Dat was nu voorbij.
Denk je wel eens aan die historie, als je een tocht maakt door de natuur. Als je een gemeen wondje oploopt tijdens je wandeling. Als je kijkt naar de veelheid van planten en doorns? Ik wel. Misschien denk jij dan óók zoiets als: „Was dat nou echt nodig? Moest God dat eten, dat vergrijp van Eva zó zwaar straffen?” Wacht even: Gedragen jij en ik ons, als we zo praten, niet net eender als Eva en Adam? Zij dachten mogelijk ook: „Het zal zo’n vaart niet lopen.”
God had Adam geschapen. Dus Hij mocht gehoorzaamheid van die twee eerste mensen eisen. Daar is niks mis mee. De Heere had gezegd: Die boom daar in het midden van de hof, daar moet je afblijven! (Genesis 3:3). Hij had ze in liefde gewaarschuwd! Toen ze ongehoorzaam waren, had God het volste recht ze te straffen. Voor het geval je overigens de schuld van alle narigheid op die eerste mensen zou willen schuiven: Denk jij echt dat je het beter had gedaan?
Wat een liefde en genade trouwens dat de Heere het niet liet bij die vreselijke woorden: „zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt.” Hij zond Zijn Zoon, Jezus Christus. Hij droeg de doornenkroon. Om ongehoorzame mensen weer vrede met God te geven. Uit genade (Jesaja 53:5). Houden de doorns jou vast? Maar verlang je naar Hem Die de doornenkroon droeg?