-
Maandag 5 december 2011
Doe je ouders (ge)rust(heid) aan. {Spreuken 29 vers 7 tot 17#http://www.statenvertaling.net/bijbel/spre/29.html} ”Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen…”
Pakte jij, toen je zestien was, ooit de autosleutel van pa? Om ’n rondje te gaan rijden in z’n Volvo. Hij had het recht, de plicht je straf te geven. Straf vormt vergelding van ongeoorloofde daden. Zo strafte koning Saul de Filistijnen, Israëls vijanden (1 Samuël 14:47). De overheid is Gods dienares. Zij dient haar onderdanen te beschermen. Daarom straft zij kwaaddoeners (Romeinen 13:1-4; 1 Petrus 2:14). God straft de zonde. Maar Christus droeg de straf die Zijn volk vrede aanbrengt (Jesaja 53:5).
Is straffen hetzelfde als tuchtigen? Nee. Het woord tuchtigen heeft oorspronkelijke iets in zich van trekken, leiding geven. Tucht bedoelt je –meer nog dan straf– in het goede spoor te brengen. Zo zei Jeremia tot het volk van Juda: ”Laat u tuchtigen.” Anders komt het ervan dat ik mijn goedheid, mijn weldadigheid voor jullie ga intrekken. Dus laat je nu door Mij, de Heere, leiden, voor je eigen, eeuwig bestwil. ”Laat u tuchtigen, opdat Ik u niet stelle tot een woestheid, tot een onbewoond land” (Jeremia 6:8).
Straf kan wraakgevoelens oproepen. Hoe komt dat? Als God je oprecht maakt –net als Noach, Abraham, David, Job– leidt dat tot de erkenning dat je zo vaak probeert je eigen, verkeerde daden goed te praten. Maar straf en tucht kan ook het gewenste effect hebben. Geen bijbelboek spreekt zoveel over tucht, als Salomo’s Spreuken. Hij schreef: ”Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven” (Spreuken 29:17).
De vader die Salomo voor ogen had, probeerde z’n zoon in het goede spoor te leiden. ”Toe joh, doe dat nou een volgende keer anders. Denk er aan dat God al onze verkeerde daden ziet, weegt. Als je door gaat op het verkeerde pad, moet Hij je een keer straffen. Ga zo niet door. Luister. ’t Is voor je bestwil.” En die jongen nam die tucht ter harte. Een godvrezende vader zegt dan: de Heere heeft de tucht willen zegenen.
Als de Heere de tucht van vader of moeder zegent, kan dat er toe leiden, dat die ouders een levensavond mogen genieten vol gerustheid en vreugde. Iemand kan jou iets kwaads aandoen. Maar jij kunt ook iemand iets goeds aandoen. Wil je je ouders iets goeds, ”gerustheid aandoen”? Trek je dan iets aan van hun tucht.
-
Woensdag 7 december 2011
Doe de liefde aan. {Kolossenzen 3 vers 12 tot 17#http://www.statenvertaling.net/bijbel/kolo/3.html} ”Boven dit alles doet aan de liefde…”
Sommige warhoofden zeggen dat ’n christen z’n zonde al in dit leven totaal kwijt kan raken. Zij citeren Paulus’ woord: ”Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel” (2 Korinthe 5:17). Maar ze vergeten dat diezelfde apostel schreef: ”Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik” (Romeinen 7:19). Je hebt als ware gelovige levenslang te strijden. Met de zonde. Met de duivel. En ook met dwaalleer.
Dat gold ook de christenen in Kolosse. Paulus adresseerde zijn brief voor de gemeente in die stad aan ”de heilige en gelovige broeders in Christus” (Kolossenzen 1:2). Juist hen waarschuwde de apostel echter tegen dwaalleer. Hij schreef dat ascese, het onderhouden van reinheidsvoorschriften en heilige tijden (Kolossenzen 2:16) geen verdienste voor God vormen. Kennelijk signaleerde hij Joodse, judaïstische tendensen. Dwaalgeesten gaven aan dat een mens niet regelrecht tot God kon gaan. Engelen moesten bemiddelen in het contact met God en Christus (Kolossenzen 2:18).
Paulus typeerde dat als schijnbare wijsheid, eigenwillige godsdienst. En wettisch vrezen is uit den boze, schreef hij. Het heeft geen waarde (Kolossenzen 2:23). Hij spoorde aan tot een levenswandel, waarin de verborgen omgang met de verhoogde Christus praktijk is. Doodt uw leden die op aarde zijn: Stop met prostitutie, kwade begeerten en gierigheid (Kolossenzen 3:5)! Laat de gemeente niet verteerd worden door strijd over dwaalleer. Laat ook de van huis uit Griekse en Joodse christenen elkaar niet dwars zitten (Kolossenzen 3:11). Maar doet aan de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedig, zachtmoedigheid, lankmoedigheid (Kolossenzen 3:12).
Misschien gebruik jij ook wel eens de uitdrukking dat een vriend ”het kleed der boetvaardigheid heeft aangetrokken”. Nou, zo dient een gelovige het kleed aan te doen, zei de apostel, van mededogen, van welwillendheid, van nederigheid, van het niet heftig, maar vriendelijk zijn, en van geduld. Verdraag en vergeef elkaar, zoals Christus jullie, zondaren, vergeven heeft. En bovendien: doet aan de liefde. Trek het kleed der liefde aan. Wees een toonbeeld van liefde.
Vind je dat ook zo moeilijk? Als je toch overtuigd bent, dat iemand je groot onrecht heeft aangedaan! En dan toch geen wrevel, geen nijd koesteren in het binnenste van je hart. Kun je dat niet? Hoe kun je dan van Christus verwachten dat Hij jou liefheeft, ondanks al je zonden?
-
Vrijdag 9 december 2011
Doe de Heere Jezus Christus aan. {Romeinen 13 vers 8 tot 14#http://www.statenvertaling.net/bijbel/rome/13.html} ”Maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.”
Wat betekent het woord aandoen? Je kunt iemand kwaad of goed aandoen. Iemand kan emotioneel aangedaan worden. Je doet ook elke ochtend je kleren aan. Toen de apostel Paulus in zijn brief aan de christengemeente te Rome schreef: ”Doet aan de Heere Jezus Christus” (Romeinen 13:14), zinspeelde hij op het aantrekken van kleding. Maar je zou die uitdrukking aannemen ook kunnen weergeven door aanvaarden, of aannemen.
”Aannemen, o ja! Je moet voor Jezus kiezen! Dan ervaar je voortaan niets dan blijdschap!” Is dat echt waar? Soms schijnt de keuze voor Jezus niets anders in te houden dan een soort levensverzekering op de hemel. ”Blij, blij, blij…”. Maar zo is het niet. Het aandoen van Jezus Christus brengt een verplichting mee. ”Doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden (Romeinen 13:14).
Er waren christenen in Rome die het zo nauw niet namen. Daarom waarschuwde Paulus hen: Laten wij eerlijk met elkaar omgaan, niet overdadigheid eten, of zelfs, als een beest, vreten en drinken, of, als een dronkelap, zuipen. En houdt je ver van de slaapkamer van je buurvrouw, van onkuisheid en ontucht. Verzandt met je gesprekken niet twist en nijd (Romeinen 13:13). Doet zulke zonden niet, zei Paulus. ”Maar doet aan den Heere Jezus Christus.”
Door de hele kerkgeschiedenis heen, was Jezus voor sommige mensen niet meer dan een mooi beeld, een emotionele herinnering, een idool om na te doen. Alles zonder verplichting. Maar Paulus schreef in zijn brief over mensen die geen goed doen, met een mond vol bitterheid en voeten snel om bloed te vergieten (Romeinen 3:12-16). En christenen die zichzelf zo leerden kennen, krijgen een lijdende, gestorven, opgestane Zaligmaker nodig.
Misschien zeg je het zelf ook wel eens. Of je hoort het van anderen. ”Niet zo wettisch alsjeblieft!” Je kunt door het onderhouden van Gods geboden inderdaad niet zalig worden. Maar als je God en de Heere Jezus hebt lief gekregen, als Hij je heeft laten zien dat er bij Hem voor jou genade is, dan wil niet anders dan in dankbaarheid voor Hem leven.
Wie oppervlakkig voor Jezus kiest zonder de strijd aan te binden met het vlees en de begeerlijkheden, krijgt geen last van die strijd waarover Paulus schreef (Romeinen 7:23). Maar kan zulk geloof de toets van Gods kritiek doorstaan?
----
Zaterdag 10 december 2011
Onsterfelijkheid aandoen. {1 Korinthiërs 15 vers 50 tot 58#http://www.statenvertaling.net/bijbel/1kor/15.html} ”Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.”
”Is er koffie na de dood?” Die slogan, op billboards, was voor christenen schokkend: Een uitvaartverzekering wilde op een volgens haar ludieke manier vertellen dat er tegenwoordig meer is dan de traditionele begrafenis en daarna koffie met koek. Wie lichtvoetig, speels over de dood praat, bagatelliseert de diepe, ingrijpende ernst. Veel mensen zeggen: ”Dood is dood.” Punt! Uit! En Darwin, de stichter van de evolutietheorie zei: ”Ik ben in het minst niet bang voor de dood.”
Het onderschatten van de dood is niet wijs. Die slogan over koffie is slecht. Anders is het met de spreuk ”sterven is God ontmoeten.” Die vind je terug in de Bijbel (Romeinen 15:10). Misschien zegt de dood jou niet veel. Discussie daarover heeft je belangstelling niet. ”Wie dan leeft, wie dan zorgt! Zolang er leven is, is er hoop.” Mogelijk zit je anders in elkaar. Je zou graag mensen ervan willen overtuigen dat het met de dood niet afgelopen is. Dat is goed! Maar jouw ‘preek’ vormt tegelijk een vraag aan jezelf. ”Waar ga ik heen na de dood?”
Als je de Bijbel serieus neemt, weet je dat een mens sterfelijk is (Jakobus 4:14). En hoe de dood in de wereld kwam. Adam mocht niet eten van de vrucht van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Als je dat doet, zei God, zul je de dood sterven (Genesis 2:17). Adam at toch. Hij sleurde z’n hele nageslacht mee (Romeinen 5:12). Alle mensen raakten met hun aardse leven onderworpen aan de ondergang, het bederf (1 Korinthe 15:50), de eeuwige straf en verlorenheid zonder God. Als je er oog voor krijgt, dat je het niet beter had gedaan dan Adam, stop je met God de schuld te geven van de dood.
Toch bleef het daar niet bij. God opende een weg naar eeuwig leven. Christus stond op uit de dood. Door Zijn leven krijgen allen die in Hem geloven óók eeuwig leven. Maar vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven (1 Korinthe 15:50). ”Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.”
Hoe krijg je daar deel aan? Als je in je leven op aarde de zonde leert haten. Als je God hier leert liefhebben. Door geloof kan een failliete, verloren zondaar mens deel krijgen aan de onverderfelijkheid.
-
Zondag 4 december 2011
Doen mensen je iets aan, of doet God je iets aan? {Jesaja 7 vers 1 tot 9#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jesa/7.html} ”Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen.”
Je kunt je schoenen aandoen, je jurk, of je jas. Dus dan gaat het over een kledingstuk. Zo kun je ook een zwaard aandoen. Een tweede betekenis van het woord aandoen is, dat je emotioneel aangedaan kunt raken. En in de Bijbel betekent aandoen vaak: iets of iemand aanvaarden, aannemen (Romeinen 13:14). Een vierde betekenis van het woord aandoen is dat iemand je kwaad berokkent, je verdriet aandoet. Je tegenstander kan een aanklacht tegen je indienen bij de rechter: hij kan je een proces aandoen. Kijk maar naar Jozef.
Jozefs broers verkochten hem naar Egypte. God voorkwam dat zij hem groot kwaad aandeden (Genesis 50:20). Als mensen je iets aandoen, kan God dat voorkomen. Dat kan Hij doen bij hen die zichzelf leerden kennen als volstrekt onbetrouwbaar. Maar aan wie God –ondanks hun geestelijk failliet– heel persoonlijk Zijn beloften gaf.
Zelfs mensen die niet echt gelovig zijn, kan God helpen. Dat is een onverdiend wonder! Maar als die goedheid van God je niet tot bekering brengt, gaat Hij je kwaad aandoen. Kwaad? Nee, het is je verdiende loon! Zo ging dat met Achaz, de koning van Juda. Op een keer wilden twee andere koningen tegen Achaz gaan vechten: Rezin van Syrië en Pekah, de koning van het tienstammenrijk, het broedervolk (Jesaja 7:1). Zij zeiden: ”Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen” (Jesaja 7:6). Toen droeg de God van het verbond de profeet Jesaja op Achaz te bemoedigen. De koning moest niet bang zijn, voor die twee stompen smeulend brandhout (Jesaja 7:4). Wat een prachtig voorbeeld van Gods goedheid. Hij hielp zelfs zo’n goddeloze koning als Achaz.
Was Achaz dankbaar? Toonde hij zich verwonderd, ootmoedig, omdat God hielp tegen Rezin en Pekah? Was hij blij dat de Heere die koningen verhinderden hem verdriet aan te doen? Nee! Nota bene: de profeet spoorde de koning aan een teken te vragen van Gods trouw. Maar de schijnheilige koning weigerde (Jesaja 7:12). In plaats dat Hij op God vertrouwde, dacht hij er over hulp te zoeken bij een heidens land: Assyrië.
Mensen wilden Achaz iets aandoen. God hielp. Desondanks keerde hij God de rug toe. Als je dat doet, graaf je je eigen graf. God ging Achaz iets aandoen. Jeremia verwoordde dat later zo: ”Ik zal u eeuwige smaadheid aandoen” (Jeremia 23:40).