-
Maandag 27 februari
Tem je tong! Jakobus 3 ”De tong is een klein lid, en roemt nochtans grote dingen… De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid… wordt ontstoken van de hel…. de tong kan geen mens temmen.”
Misschien heb jij vroeger op basisschool wel eens gezegd tegen iemand die je dwars zat: ”Wacht maar, ik zal m’n grote broer roepen. Die vouwt je dubbel en legt je in één klap op de vloer.” Grootspraak natuurlijk. Want ”de tong is een klein lid, en roemt nochtans grote dingen” (Jakobus 3:5). Grote dingen roemen, dat is dat je je enorm vermetel, gewichtig en trots gedraagt. Dat je met eindeloos zelfvertrouwen aan het pochen slaat en een grote mond opzet. Dingen zegt die je helemaal niet waar kunt maken. Een schijnvertoning. Humbug.
De tong is ’n ”vuur, een wereld van ongerechtigheid” (Jakobus 3:6). Zoals een enkel vonkje een brandstapel in lichterlaaie kan zetten, zo kan de tong een brand veroorzaken van twist, oproer, oorlog; verwoestend voor kerken, steden, zelfs landen. De tong wordt ontstoken door de hel (Jakobus 3:6). De duivel steekt die tong als het ware aan met vuur van de hel. Jakobus gebruikte voor dat begrip hel een woord dat te maken heeft met het dichtbij Jeruzalem gelegen dal Hinnom. Daar legden Joden hun kinderen in de van vuur gloeiende, koperen armen van het afgodsbeeld van Moloch. Die kindertjes stierven van pijn. Zulke straf verdienen de zonden van de tong.
Petrus gaf jou en mij goed raad. ”Tem je tong!” ”Wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken” (1 Petrus 3:10). De apostel had ervaring. Drie keer versprak hij zich. Nee, het was nog erger: Hij loog. Hij verloochende Zijn lieve Meester. ”Ik ken hem niet” (Lukas 22:57). Toen kraaide de haan. Petrus kreeg berouw. ”Tem je tong”, zei Petrus daarom later. Maar Jakobus wist: De tong is ontembaar. ”Zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn” (Jakobus 3:8).
”De tong kan geen mens temmen” (Jakobus 3:8). En toch: Tem je tong! Waarom? De HEERE straft de zonde. Hij zal ”de grootsprekende tong afsnijden” (Psalm 12:2). Redt jij het niet? Ik ook niet! Daarom heb je de Zaligmaker, die zwijgende Jezus (Matthéüs 26:63) zo nodig. Die in jouw plaats je ongerechtigheid kan bedekken voor God. ”Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is” (Psalm 32:1). De liefde van die lijdende Jezus kan je ertoe brengen je tong te temmen.
-
Woensdag 29 februari
Geen woorden, maar daden 1 Johannes 3 vers 14 tot 24 ”Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid.”
Johannes sprak zijn gehoor vaak aan als kindertjes. Hij bedoelde zijn geestelijke kinderen. Zij waren door zijn preken tot bekering gekomen. Of zijn onderwijs leidde tot groei in de kennis van Christus (1 Johannes 2:1). De aansporing niet alleen lief te hebben met de tong, maar met daden (1 Johannes 3:18), richt zich dus niet tegen heidenen, maar tot Gods kinderen. Johannes kende hetzelfde leven als Paulus: ”Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij” (Romeinen 7:21). Hebben dan ook jij en ik Johannes’ aansporing niet nodig?
Het doel van Johannes’ Evangelie was: mensen tot geloof bréngen. Het doel van zijn eerste brief was: het bewáren van de gemeente bij het geloof. Er was sprake van dwaalleraars (1 Johannes 4:3). Johannes beklemtoonde dat de gelovigen moesten blijven bij wat hen vanaf het begin was verkondigd (1 Johannes 1:1-3; 2:7; 2 Johannes: 5,6 ). Hij schreef: Houdt het bij de oude waarheid. Dat betekende ook: klets niet alleen over liefde. Maar draag de volle consequentie van je woorden (1 Johannes 5:3).
Je woorden over liefde moeten handen en voeten krijgen in daden. Die vermaning was nodig. Er waren kennelijk mensen die prachtige praatjes verkochten, maar een egoïstisch leven leidden. Dat is volstrekt tegenstrijdig met het christelijk geloof, met Christus’ eigen daden. Hij gaf immers zelfs Zijn leven voor Zijn volk. Johannes voegt er aan toe: dan zijn wij ”schuldig voor de broeders het leven te stellen” (1 Johannes 3:15). Als je de gebrek lijdende broeder laat sterven, is de liefde waar je over praat slechts schijn.
Misschien zeg je: ”Nou ja, als ik dus wat geld geef aan goede doelen en organisaties die in de derde wereld werken, dan is alles voor elkaar.” Mis! Het gaat ook niet uitsluitend om je daden. Zelfs als je al je bezit zou uitdelen aan de armen, zelfs je leven voor hen gaf en je had de liefde niet, dan schoot je nog tekort (1 Korinthe 13:3).
Paulus had daar ook al op gewezen (Galaten 6:10). De gelovigen in Macedonië en Achaje deden een handreiking aan de arme christenen te Jeruzalem (Romeinen 15:25). Dat was niet zomaar een bescheiden gift van hun eigen overvloed. Het woord handreiking duidt er op dat ze hun medebroeders hielpen door met elkaar te delen uit liefde.
-
Vrijdag 2 maart
Prijs Gods gerechtigheid Psalm 71 vers 12 tot 24 ”Ook zal mijn tong Uw gerechtigheid de ganse dag uitspreken, want zij zijn beschaamd, want zij zijn schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken.”
”Mijn tong” (Psalm 71:24). Van wie is die tong? Wie praat hier? Psalm 73 is gedicht door Asaf. Psalm 70 door David. De dichter lijkt onbekend. Of toch niet? De Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, zet Psalm 71 op naam van David, de zonen van Jonadab en de in ballingschap gebrachte Israëlieten. Ook de Statenvertalers gaan uit van de gedachte dat David Psalm 71 heeft gedicht. De andere genoemden hebben die Psalm ‘meegezongen’.
Misschien zou jij ook willen meezingen. De Bijbel spreekt over echte gelovigen, die verlaten werden door familie, vrienden (Job 6:15). Absalom, Davids zoon, zocht met zijn leger kwaad voor z’n vader (2 Samuël 17:11,14). De dichter van Psalm 71 bidt om bevrijding. ”Wees mij tot een rotssteen” (Psalm 71:3). En die Psalm zingt dan ook van redding: ”Zij zijn beschaamd, zij zijn schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken” (Psalm 71:23,24). Kún jij meezingen?
Jouw situatie op school of bij de baas kan heel penibel zijn. Ze vinden je tong te fijn, te godsdienstig, te gelovig, te afkerig van de zonde. Daar hoef je heus niet voor in een werelds bedrijf te werken. Dat kan ook gebeuren binnen de reformatorische zuil. Krijg jij wel eens behoefte mee te zingen? Als de Psalmen vertellen dat God Zijn volk redt uit de nood. En dat de HEERE zijn gunstgenoten niet verlaat (Psalm 37:28). ”Mijn tong zal Uw gerechtigheid de ganse dag uitspreken” (Psalm 71:24).
Je zegt: ”Meezingen is voor mij onmogelijk. Paulus schreef aan de gemeente te Rome over mensen met een keel als een geopend graf (Romeinen 3:13). Nou, zo iemand ben ik. Een zondaar. Hoe kan mijn tong dan ooit Gods gerechtigheid roemen? Gods recht moet mij straffen!” Dat klopt. Maar herinner je je nog hoe Luther ook een andere kant van het woord gerechtigheid leerde zien? Hij zag hoe de gerechtigheid van Christus zijn ongerechtigheid bedekte (Romeinen 1:17). Dat hebben jij en ik nodig.
Als ik met Luthers ogen leer kijken, delven de vijanden van de Heere en Zijn volk het onderspit. Dan blijkt Gods volk meer dan overwinnaar (Romeinen 8:37). Dan leert je tong Gods ”gerechtigheid de ganse dag uitspreken” (Psalm 71:24). Dat is geen loos, leeg, ijdel ”halleluja” roepen. Je kunt pas echt Gods gerechtigheid uitspreken als je weet hebt van redding!
----
Zaterdag 3 maart
Belijd dat Jezus Christus Heere is! Filippensen 2 vers 1 tot 11 ”Opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.”
Paulus moest niets hebben van ”valse apostelen” (2 Korinthe 11:13) over ”valse broeders” (Galaten 2:4). Maar hij zaaide geen verdeeldheid. Hij spoorde oprecht gelovige christenen aan tot eensgezindheid (Filippensen 2:2). De apostel spoorde aan tot een gezind zijn zoals als Jezus: ”Dat gevoelen zij in uw, hetwelk ook in Christus Jezus was” (Filippensen 2:5). Kun jij daar misschien iets van leren? Ik wel!
Wat was dat eigenlijk, die gezindheid van de Zaligmaker? Hij was zo nederig. Hij was God. Maar vernietigde Zichzelf (Filippensen 2:7). Dat wil zeggen: Hij ontledigde Zijn goddelijke heerlijkheid, Hij verborg die voor een tijd achter Zijn menselijke natuur. Hij nam de gestalte van een verachte slaaf of dienstknecht aan. Om zondaren te verlossen van Gods straf en toorn. Door Zichzelf door de dood van het kruis te offeren in de plaats van Zijn volk.
Zou je zo’n Jezus niet moeten verheerlijken? God Zelf had via de profeet Jesaja al gezegd ”dat Mij alle knie zal gebogen worden, en alle tong Mij zal zweren… in de HEERE zijn gerechtigheden en sterkte” (Jesaja 45:23). In de Naam van Jezus moest en moet ”alle knie zich buigen van degenen, die in den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn” (Filippensen 2:10). Dus alle engelen en gelovigen die al zijn overleden. Alle mensen die nog op aarde leven. Zelfs ongelovigen en degenen die gestorven of in de hel zijn. Ontzaglijk!
En alle tong moet belijden, dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader (Filippensen 2:11). Dat betreft mensen uit alle volken. Als je daar tijdens je leven niet aan wilde beginnen, zal je er in het laatste oordeel niet omheen kunnen.
Alle tong zal belijden. Dat is niet dat je af en toe tijdens een samenkomst ”halleluja” roept. Het is ook midden in de wereld de heerschappij van Jezus Christus erkennen en proclameren. Dus niet alleen in je kring van vrienden. Maar ook tegenover mensen die God niet meer moeten! Dat valt niet mee! Dat leidt tot vervolging (Johannes 15:20).
Ben je daaraan toe? Dat kan alleen, als je ooit zelf in je leven heel persoonlijk de tong van de grote Geleerde (Jesaja 50:4) hoorde spreken. Hij hield Zijn vervolgden troostvol voor: ”Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude” (Lukas 22:31).
-
Zondag 26 februari
Dwaze praatjes leiden tot je ongeluk Spreuken 17 vers 18 tot 28 ”Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.”
Het hart is in de Bijbel het geestelijk centrum van het leven. Het beraamt plannen. Je hart is de zetel van begrip, inzicht en wijsheid, de drijvende oorzaak achter je doen en laten. Dus als je verdraaid van hart bent is dat niet best. Dan deugen je plannen niet. Je hebt geen begrip voor een ander. Je bent niet soepel, maar onbuigzaam, eigenwijs. Je hart is het centrum van je leven, maar je tong kan beeld zijn van je persoon. Je zegt vandaag dit, morgen iets anders dat er dwars tegen in gaat. Je bent onbetrouwbaar.
Je zegt: ”Niet zo wettisch hoor. Ik mag toch wel een geintje maken?” Ja. Maar wees je ervan bewust dat God weet heeft van elk woord dat je zegt. Hij brengt niet alleen ieders werk, maar ook ieder woord in het gericht (Prediker 12:14). Of is het soms zo met jou dat God nog geen levende werkelijkheid is geworden in je leven? Alleen maar een Naam, een vaag begrip? Geen persoon? Voor wie zich met z’n hele hebben en houden aan de Heere heeft overgegeven (Handelingen 15:26) kan die alwetendheid overigens juist een troost zijn.
Adam was wijs en goed (Genesis 1:31). Toen viel hij in de zonde (Genesis 3:6). Daar begon het verkeerd te gaan met jou en mij. Wat is het soms simpel de werkelijkheid gemeen te verdraaien en je collega de schuld toe te spelen; om als ambtsdrager achter de rug van een gemeentelid over hem te roddelen; om je ondergeschikte die er niet bij is in breder verband te beschuldigen, zonder dat hij enige kans krijgt zich te verdedigen.
”Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden” (Spreuken 17:20). Als je zo in elkaar zit, wacht je geen geluk. Je vindt geen vrede. ”Die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen” (Spreuken 17:20). In het kwaad vallen is nog erger dan het goede niet vinden. Het kwaad maakt zich meester van je. Het kwaad fungeert als een strik, het pakt je. Je komt terecht in verwoesting. Rampen, verdriet, ongeluk, ziekte, dood dreigen je te treffen.
De les? Verkoop geen dwaze praatjes. Anders loopt het fout met je! Ken jij de Zaligmaker, Die voor zulke zondaren in het gericht wilde gaan. ”Jezus zweeg stil” (Matthéüs 26:63).