-
Maandag 25 juni, Exodus 12:42: ”Deze nacht zal men de HEERE op het vlijtigst houden.”
Een nacht met een lichte, levende en tegelijk met een dodelijke, duistere kant. De nacht, waarin God talloze levens van Egyptenaren wegnam. Maar ook de nacht waarin de HEERE het leven spaarde van de Israëlieten bij wie het bloed van het lam aan de deurpost zat (Exodus 12:6,23). Als symbool van het Lam over Wie later Johannes de Doper sprak: ”Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!” (Johannes 1:29). De HEERE verloste Zijn volk uit de slavendienst van farao. Het nageslacht moest die bevrijdingsdag vlijtig vieren. ”Neemt waar de maand Abib, dat gij de HEERE, uw God, pascha houdt” (Deuteronomium 16:1).
”Deze nacht zal men de HEERE op het vlijtigst houden” (Exodus 12:42). Wie waren die ”men”? Alle Israëlieten die het er levend af wilden brengen. Alle nakomelingen van Jakob die Egypte wilden ontvluchten. De uittocht was een zaak van levensbehoud. Hoewel er natuurlijk ook toen twee soorten mensen waren. Net als in 2012. Sommigen dienden God met hun hele hart. Anderen behielden een Egyptisch hart. Zij gingen wel door de Rode Zee. Maar ze dienden in de woestijn de afgoden. En ze pleegden ontucht (1 Korinthe 10:7,8).
Waarom moesten de Israëlieten dat pascha ”op het vlijtigst houden”? Niet elke vijf jaar, maar elk jaar? Dat lam, symbool van hét Lam, moest centraal blijven staan. Misschien hebben veel mensen dat nooit goed doorzien.
Eeuwen na de nacht van de uittocht uit Egypte kwam er een andere nacht. De donkere, dodelijke duisternis van Judas Iskarioth (Johannes 13:30). Maar in diezelfde nacht (1 Korinthe 1:23) stelde de Zaligmaker het heilig avondmaal in (Lukas 22:19-20). Paulus schreef: ”Zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren” (1 Korinthe 11:26,27). Maar pas op, dat je het niet onwaardig eet, als een afgodendienaar of als iemand die ontucht pleegt.
En eeuwen na de uittocht greep Paulus terug op dat oude feest: ”Ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus” (1 Korinthe 5:7). Dat ging over bevrijding uit het Egypte van de zonde. Het ging over verzoening en vrede met God. Dus ook over levensbehoud! Over verlossing van het grootste kwaad en deel krijgen aan het hoogste geluk. Door het ”bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam” (1 Petrus 1:19).
-
Woensdag 27 juni, Eféze 5:11: ”Hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis.”
Zie je ze lopen? Net buiten de lichtkring van de lantarens. Schimmige gestalten, met het inbrekersgereedschap in hun handen? Misschien kijk je tevergeefs. Want misdadigers proberen hun werk altijd ongezien te verrichten. Werken der duisternis worden uitgevoerd in de nacht. Dat is niet slechts het moment dat de zon ondergaat. De duisternis symboliseert de van de van God afgevallen, Hem vijandige wereld. Volgens de Bijbel behoren inbraak, dronkenschap en verraad typisch tot het nachtleven, tot de werken van de duisternis. In het donker slaan dieven hun slag (Jeremia 49:9). En wie overdag rustig een moord pleegt, zal zich ’s nachts gerust als dief gedragen (Job 24:14).
Doe niet mee, schreef Paulus aan de christenen in de stad Eféze (Eféze 5:11). Jullie kunnen beter leven volgens het Evangelie en Gods geboden. De nacht is voorbij. Stop met de werken der duisternis. Vertoon een eerlijke levenswandel. Houd je niet bezig met uitspattingen, zwelgpartijen, nachtbraken. Drink je niet dronken. Ga niet naar de hoeren. Houd op met nijdig ruzie maken (Romeinen 13:12,13).
De werken der duisternis heten onvruchtbaar. Die vruchteloosheid kenmerkt ook het land van de schaduw des doods (Jeremia 2:6; Psalm 23:4). In dat land is sprake van goddelozen, die je kunt vergelijken met ”bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld” (Judas:12). Het gaat bij onvruchtbare werken der duisternis om spetterende zonden. Maar ook het gepredikte Woord kan onvruchtbaar blijken (Matthéüs 13:22). Als verleiding en rijkdom het Woord verstikken. Wie geen goede werken doet is ook onvruchtbaar (Titus 3:14).
Als je met iemand gemeenschap hebt, onderhoud je een nauwe band met de persoon in kwestie. Je bent van hetzelfde gevoelen. Je koestert dezelfde belangen. Paulus zei: ”Hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis” (Eféze 5:11). Ga niet mee in het kwaad. Laat je hart en leven zich niet focussen op slechte doelen. Zoals overspel, ontucht, afgoderij, twist, afgunst, toorn, tweedracht, ketterij, of moord (Galaten 5:19-21). Dat zijn werken van het duistere, zondige vlees. Dat is de nacht.
Pas op voor nachtbrakers en hun nachtleven! Stel het kwaad aan de kaak (Eféze 5:11). En de dienst van de Heere heeft veel meer rendement dan de werken der duisternis. Houd je verre van de werken der duisternis. Laat liever je lamp branden voor de mensen (Matthéüs 5:16).
-
Vrijdag 29 juni, Psalm 42:4: ”Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht.”
Johan Sebastiaan Bach componeerde muziek die geschikt was om diepe woorden verder te dragen. Denk aan die ene cantate: ”Wenen, klagen, zorgen, aarzelen, angst en nood zijn het tranenbrood van christenen die het teken van Jezus dragen.” Joden typeerden de ongezuurde broden van het pascha ook als tranenbrood. En David zong: ”Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht” (Psalm 42:4).
Tranen in de nacht. Daar hadden meer mensen last van. Job zei: Was het maar net als vroeger, ”toen ik bij Gods licht de duisternis doorwandelde” (Job 29:2-3). Maar nu? ”God doorboort ’s nachts mijn beenderen” (Job 30:17). Jeremia was verbijsterd over de verloren welstand van het door Babel verwoeste Jeruzalem. Als iedereen lekker ligt te slapen, weent Jeruzalem steeds ’s nachts (Klaagliederen 1:2).
Misschien zeg je: ”Kan het vandaag niet wat vrolijker? Al dat gehuil.” Ken jij geen tranenbrood? Heb je nooit gehuild? Voor God. Op de dag. Of ’s nachts. Is het wel goed met je? Waarom huilde David dag en nacht? ”Omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?” (Psalm 42:4). Dat ging niet over een financieel faillissement. Of over de economische crisis. David was God kwijt.
Toen God Zich weer liet zien, was Davids leven goed, vol. Bij Paulus ging dat ook zo. Hij kon prat gaan op allerlei goede, godsdienstige werken. Maar hij zei: ”Ik acht alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere” (Filippensen 3:8). Alles buiten God en Christus –ook mijn vrome prestaties– is waardeloos, zei Paulus.
Zit ik, zit jij ook zo in elkaar als David en Paulus en Job? Zoals wij geboren zijn niet. Dan vormt hatelijkheid tegen God en mensen de kern van ons bestaan (Titus 3:3). Maar God kan nieuw leven geven (Eféze 2:1-2). Dan kun je niet meer zonder God. De God vijandige wereld wil jou kwijt. De vrome godsdienst heeft een hekel aan je. En jij hebt zelf ook geen enkel recht als God je betrekt in Zijn heilig gericht. Je legt als schuldige het loodje. Wie heb je nodig in die nacht? Jezus Christus, het Licht der wereld (Johannes 8:12).
Huil maar! Verlang maar. Begeer maar. Er kwam voor Job een ogenblik dat hij zei: ”Ik weet mijn Verlosser leeft” (Job 19:25).
----
Zaterdag 30 juni, Jesaja 21:11: ”Wachter! wat is er van de nacht?”
Eindhoven heet de lichtstad. Vanwege Philips’ gloeilampjes. Ook Parijs staat bekend als lichtstad. Sommigen schrijven dat toe aan metalen olielampen uit de achttiende eeuw. Anderen zeggen: Zoveel belangrijke monumenten en bruggen worden verlicht. Maar ooit was er een stad –of liever: een heel land–, waar het nooit meer licht scheen te worden. Dat was Duma, of Edom. Iemand uit Edom riep, vroeg aan Jesaja: ”Wachter! wat is er van de nacht?” Hij antwoordde: ”De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht” (Jesaja 21:11-12).
Ja maar wat had Jesaja nou te maken met Edom, met de nakomelingen van Ezau? Niks toch? Pas op! Jesaja ging Arabië (Jesaja 21:13) en daarmee ook Edom het oordeel aanzeggen. ”Nog binnen een jaar… zal de heerlijkheid van Kedar ten ondergaan” (Jesaja 21:16). Dus de nacht van het oordeel kwam. De overwinnende macht van Assyrië. Mogelijk dacht een Edomiet: O, maar het wordt wel weer ochtend. Die bestraffing en verdrukking gaat wel weer voorbij. Toen leek de profeet te zeggen: ”Als het ene kwaad voorbij is, komen er nieuwe rampen.”
Je zegt: Is dat belangrijk? Ja. Want toen Jesaja deze woorden sprak, was Juda, onder koning Hiskia, het enige land in de regio, dat nog vrij was. Juda, wees gewaarschuwd! Je bent aan de dodelijke, verwoestende hand van Sanherib ontkomen (2 Koningen 19:35). Toen ging je lekker lichtzinnig feestvieren. Maar als je volhardt in het zondig van twee walletjes eten, dan zul je net zo min als Edom ontkomen aan de honger en het zwaard. Dan is de nacht van Nebukadnezar aanstaande (2 Koningen 25:21). Nieuwe rampen. Net als in Edom. Nacht.
Wat heb jij daar mee te maken? Dit: Doe niet als Juda. Eet niet van twee walletjes. God wat en de wereld ook een beetje. Wat schreef Paulus later? ”De nacht is voorbijgegaan, de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts” (Romeinen 13:12). Want als je blijft volharden in het kwaad, komt er opnieuw nacht. Dan gaat opnieuw in vervulling: ”Wachter! wat is er van de nacht? De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht” (Jesaja 21:11-12).
Beter dan Eindhoven of Parijs is die andere lichtstad: het nieuwe Jeruzalem (Openbaring 22:5). Wat zal het zijn? Bekering? Of een nieuwe nacht?
-
Zondag 24 juni, Job 35:10: ”Waar is God, mijn Maker, die de psalmen geeft in de nacht?”
De Heere Jezus legde een relatie tussen duisternis en het boos, zondig menselijk doen en laten. Moet God van jou en mij misschien zeggen dat wij de nacht, duisternis, liever hebben dan het licht” (Johannes 3:19)? Denk jij, denk ik alleen aan lekker maffen in de nacht?
Toch kan er ’s nachts ook iets goeds gebeuren. Een voorbeeld? Toen het gesprek tussen Job en zijn drie vrienden doodliep, vroeg de vierde vriend, Elihu: Weet je waarom mensen die moeilijkheden hebben, niet worden geholpen? Dat komt, omdat niemand God om hulp vraagt! ”Niemand zegt: Waar is God, mijn Maker” (Job 35:10). Maar Hij is de getrouwe Helper in nood. Als jij, als ik daarover gaat nadenken, kan dat zelfs leiden tot ”psalmen in de nacht”!
Je bedenkt, in de nacht, hoe God je leven gaf en onverdiend in stand hield. O, die zondige ik-gerichtheid. Je kunt er in eigen kracht niet af komen. Toch kunnen er psalmen groeien in zo’n door eigen schuld heel donkere nacht. Als God geeft, dat je Zacharias hoort zingen over het verschijnen van de Zaligmaker aan mensen, ”die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods” (Lukas 1:79).
Aanvechtingen van de duivel kunnen je kwellen. Als je alleen maar zonden ziet in je leven en piekert: Ik vrees dat mijn liefde tot God niet echt is. Ik ben maar ’n ongelovige heiden. Juist dan kan God in de nacht psalmen doen horen. Hij verscheen aan Izak. Ter bemoediging. Hij zei: ”Ik ben de God van Abraham, uw vader; vrees niet” (Genesis 26:24). Net in de duisternis wendde de Heere Zich tot Paulus. In het rumoerige, afgodische Korinthe. ”Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet” (Handelingen 18:9).
Misschien zie je er naar uit in de nacht na te mogen denken over alle goede dingen die God onverdiend in je leven gaf? Realiseer je dat juist al die goede gaven van God, Zijn goedertierenheid, Zijn vriendelijke gezindheid je tot bekering kunnen leiden! (Romeinen 2:4). Mogelijk is er zelfs al die lofzang in je hart: Onverdiende zaligheden heb ik van de Heere ontvangen? Stem je in met David? ”De HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden, en ’s nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God van mijn leven”? (Psalm 42:9). Psalmen in de nacht!