-
Maandag 24 oktober 2011
{Ezechiël 15#http://www.statenvertaling.net/bijbel/ezec/15.html} ”Wat is het hout des wijnstoks meer dan alle hout…?”
De wijnstok is een plant met ranken. De vruchten, druiven, kunnen heel lekker zijn. Ze vallen aan tafel te eten. Of ze worden gedroogd tot rozijnen of krenten. En de wijnboer kan druiven ook verwerken tot alcoholhoudende dranken. Er zijn tientallen soorten. De wijnstok en zijn ranken zijn er goed voor om vrucht te dragen. Maar de wijnstok is geen fraaie, majestueuze, imponerende boom. Hij heeft eigenlijk alleen waarde vanwege de vrucht die hij voortbrengt.
Abimélech, een zoon van richter Gídeon, kreeg het voor elkaar koning van Sichem te worden. Hij vermoordde al z’n broers, maar de jongste, Jotham, bleef leven. Vanaf de berg Gerizim, vlakbij die stad, vertelde Jotham luidkeels een fabel. Geluid draagt vanaf een heuvel doorgaans ver. Bomen zochten een koning. Nadat de olijfboom en de vijgenboom het koningschap hadden afgewezen, vroegen zij de wijnstok of deze koning wilde zijn (Richteren 9:8 e.v.). Die is niet zo belangrijk, in feite geen boom, maar een klimplant.
De wijnstok als zodanig is weinig waard. De stam is kort, gedrongen, het hout slecht. Vraag het aan de profeet Ezechiël. God sprak hem aan over de zonden van Juda en Jeruzalem. ”Wat is het hout van de wijnstok meer dan alle hout…?” Vaklui gebruiken dat hout zelfs niet om er mooi stuk werk van te maken. Het is goed om te verbranden, maar verder deugt het nergens voor (Ezechiël 15).
Hoe kan dat nou? De Heere Jezus noemde Zichzelf de ware Wijnstok! (Johannes 15:1). Dat klopt. Maar Hij was God en mens in één Persoon: Immanuël (Jesaja 7:14). In de drie jaar dat Hij in Israël werkte en wonderen deed, ging Zijn goddelijke natuur als het ware verborgen achter zijn menselijke. Zo had Hij geen gedaante of heerlijkheid, dat mensen Hem zouden hebben begeerd (Jesaja 53:2). De ware Wijnstok werd aan het kruis genageld als misdadiger. In zekere zin: verbrand! Als Plaatsbekleder, schuldig gerekend in de plaats van Zijn volk.
Als je door bekering, door geloof, bij God gaat horen, leer je jezelf kennen als zo’n geringe wijnstok. En af en toe vrees je misschien het vuur. Het is niet eenvoudig te leren dat het gaat om de vruchten, niet om het hout. Als Jezus je leven binnenkomt en zegt: ”Uw vrucht is uit Mij gevonden” (Hoséa 14:9) dooft dat vuur.
-
Woensdag 26 oktober 2011
{Romeinen 11 vers 7 tot 21#http://www.statenvertaling.net/bijbel/rome/11.html} ”Zo enige der takken afgebroken zijn, en gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeënt…”
Christus noemde Zichzelf ”de ware Wijnstok” (Johannes 15:1). Ware gelovigen typeerde Hij als vruchtdragende ranken. Ongelovigen worden als dorre ranken verzameld en verbrand. De Bijbel bevat een beschrijving van een boom die enige verwantschap heeft met het beeld van de wijnstok. Joden vormen de natuurlijke takken van een olijfboom (Romeinen 11:7, 17, 21). Joden die in ongeloof weigeren Jezus als Messias te aanvaarden, worden –zo zegt het beeld– als takken afgebroken.
Dat beeld van de olijfboom komt niet zomaar uit de lucht vallen. Jeremia gebruikte het al voor het koninkrijk Juda: ”De HEERE had uw naam genoemd een groene olijfboom, schoon van liefelijke vruchten; maar nu heeft Hij… een vuur om dezelve aangestoken en zijn takken zullen verbroken worden” (Jeremia 11:16). Een enkele keer typeert de Bijbel ook een individueel mens als olijfboom. ”Ik zal zijn als ’n groene olijfboom in Gods huis” (Psalm 52:10).
Er is een belangrijk verschil tussen het beeld van de wijnstok en dat van de olijfboom. Met de dorre ranken van de wijnstok die verbrand worden, is het voorgoed gedaan. Een van de olijfboom afgebroken tak kan echter weer opnieuw worden ingeplant (Romeinen 11:23). God vergeet Israël niet. Er is nog een ander wonder: Israëls zondig ongeloof vormde de mogelijkheid van zaligheid voor heidenen (Romeinen 11:11), die buiten God en Zijn verbond leefden (Psalm 147:20).
De Heere biedt ons, van huis uit heiden, genade aan. Nota bene: dorre, vruchteloze ranken worden prijsgegeven aan het vuur en verbranden. Verloren. Maar takken van een wilde olijfboom –ook volstrekt vruchteloos– kunnen worden ingeënt in een vruchtbare olijfboom: Israëls Messias, Jezus Christus. Als je als jongen of meisje in de gaten kreeg dat je van binnenuit God eigenlijk helemaal niet wilt dienen, niet kunt dienen, dat je vruchteloos bent, is het toch mogelijk deel te krijgen aan Christus (Romeinen 11:17).
Hoe is dat mogelijk? De profeet Hoséa houdt het zondige Samaria voor: ”Bekeert u tot de HEERE; zegt tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid...”. Dan zegt de HEERE: ”Ik zal hun afkering genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd.” Hij zorgt Zelf dat die mensen anders gaan leven, vrucht dragen: ”Uw vrucht is uit Mij gevonden.” ”Zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms…” (Hoséa 14:3,5,7,9). ”Zij zullen bloeien als de wijnstok” (Zacharia 8:12).
-
Vrijdag 28 oktober 2011
{Jeremia 2 vers 5 tot 21#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jere/2.html} ”Hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken van een vreemden wijnstok?”
Israël was door de HEERE verlost en uit Egypte overgebracht naar Kanaän. Het volk was als een wijnstok geplant in het nieuwe land. Zolang het God wilde dienen, of zich, later, bedaard onderwierp aan Babel, ging dat wel. Zo zei de Heere via Ezechiël tegen het volk: ”Uw moeder was als een wijnstok in uw stilheid, geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken vanwege vele wateren…. hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken (Ezechiël 19:10).
Het beeld van de wijnstok tekent echter niet alleen de goede verhouding tussen God en Israël. De HEERE maakte Juda ernstig verwijt over zijn zonden. Ik heb jullie alleen maar goed behandeld, zegt Hij. Maar jullie hebben er een onreine afgodenbende van gemaakt. ”Ik had u toch geplant, een edele wijnstok… hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken van een vreemde wijnstok?” (Jeremia 2:21; Hoséa 10:1). Het volk zondigde tegen Gods goedheid. Mogelijk voel je je door die woorden wel persoonlijk geraakt.
God schiep de wijnstok om vrucht te dragen: heerlijke, sappige druiven. Tot eer van de Schepper (Johannes 15:8). Zo is het ook met jou als mens. Je mag niet voor jezelf leven. Mensen die alleen in naam godsdienstig zijn, gedoopt, maar die niet het ware geloof kennen, blijken vruchteloos. Als je levensstijl laat zien dat je een verbasterde rank bent van een vreemde wijnstok, loopt het niet goed af. Wie geen vrucht draagt, wordt buiten geworpen, zoals de rank, en is verdord (Johannes 15:6).
Juda verwierp de waarschuwingen. Het hield niet op met het bedrijven van goddeloosheid (Jeremia 5:26, 28 en 8:19). Het stelde zichzelf tevreden met te zeggen: ”Vrede, vrede.” Zij maakten een geintje over de bedreigde straf. Zij schaamden zich niet en zeiden: Het zal wel meevallen (Jeremia 6:14). Maar toen de wijnstok geen vrucht droeg (Jeremia 8:13), was het gevolg: overwonnen te worden door heidense volken.
Wat zei Jezus tegen Zijn discipelen? Vrucht dragen! Jullie zijn m’n vrienden, als je doet wat Ik gebied (Johannes 15:14). Daar brachten zij niets van terecht. Ze lieten Hem in de steek (Markus 14:27). Kwam dat nog goed? Ja! Toen Jezus hen na Zijn opstanding verscheen en Z’n handen liet zien: het teken dat Hij de straf had gedragen die hen de vrede aanbracht (Jesaja 53:5).
----
Zaterdag 29 oktober 2011
{1 Koningen 4 vers 20 tot 30#http://www.statenvertaling.net/bijbel/1kon/4.html} ”En Juda en Israël woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom… al de dagen van Salomo.”
Een apocrief bijbelboek vertelt over koning Simon de Makkabeeër. ”Het land was in rust al de dagen van Simon, want hij zocht het welvaren van zijn volk”. Tijdens zijn regering ”zaten de ouden op de straten, en spraken allen met elkaar van goede dingen… Hij maakte vrede in het land en Israël verheugde zich… Ieder zat onder z’n wijnstok en z’n vijgenboom, en er was niemand die hen deed vrezen” (1 Makkabeeën 14:4,11).
Dus als iemand onder zijn wijnstok en zijn vijgenboom kan zitten, zijn er nauwelijks maatschappelijke problemen. Er heerst een situatie van louter rust en vrede. Zo was het in de tijd van de godvrezende koning Salomo (1 Koningen 4:25). Maar dat bleef niet zo. Het rijk scheurde (1 Koningen 12:19 e.v.). Tien stammen dienden afgoden. De Assyriërs deporteerden hen (2 Koningen 17:6,7). Afgodendienst beïnvloedde de twee stammen. De rust en vrede van de wijnstok en de vijgenboom was ook voor hen voorbij.
De HEERE waarschuwde: Als jullie zo doorgaan, stuur ik je het leger van de Babyloniërs op je dak. Dat zal ”uw wijnstok en uw vijgenboom opeten” (Jeremia 5:17). Er blijven geen druiven en vijgen over (Jeremia 8:13). Generaal Rabsaké zei tegen het volk: Vertrouw niet op Hizkia. Dat wordt toch nooit meer wat. Onderwerp je aan mij. Als je mij een geschenk geeft, kan iedereen weer eten van zijn wijnstok en zijn vijgenboom (2 Koningen 18:31).
Aantrekkelijk toch? Een heidense koning en natuurlijk ook zijn afgoden gaan dienen om op die manier je honger te stillen? Nee, zei de profeet Habakuk, ondanks alle armoe en verval: Ook als de vijgenboom niet bloeit en de wijnstok vruchteloos is, als er geen rund meer in de stal staat, ”zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen… De Heere HEERE is mijn Sterkte (Habakuk 3:17-19).
Hoe zou jij reageren? ’n Beetje water bij de wijn doen? Of alles van God verwachten? Dat moet je leren. Het is sedert de zonde in het paradijs meer vanzelfsprekend om het op een akkoordje te gooien met mensen zoals Rabsaké. Toch hebben die ”mensen van Salomo” meer toekomst. Salomo was een type van de komende Christus (Lukas 11:31). En wie als rank aan de wijnstok Christus is verbonden, zal eeuwig ”onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom zitten” (Micha 4:4).
-
Zondag 23 oktober 2011
{Psalm 80#http://www.statenvertaling.net/bijbel/psal/80.html} ”Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven en hebt dezelve geplant.”
Het Oude Testament tekende de relatie tussen Israël en God met het beeld van de wijnstok. De dichter van Psalm 80 had verdriet over de ondergang van het tienstammenrijk. Hij bad voor zijn verdrukte en weggevoerde broeders. Hij herinnerde hij God aan de uittocht uit Egypte: Heere, U hebt Israël naar Kanaän gebracht en de heidenen verdreven (Psalm 80:9). Nu is het tienstammenrijk weggevoerd. Heere, bidt hij: ”Bezoek deze wijnstok.” Met andere woorden: Laat Uw volk toch niet aan zijn lot over (Psalm 80:15).
Het was eigen schuld van dat volk, dat het niet goed ging met de wijnstok Israël. Het tienstammenrijk had de wegvoering aan z’n eigen zonden te danken. Jesaja sprak over een ”wijngaard op een vette heuvel” (Jesaja 5:1). Dat duidde in eerste instantie op de tien stammen. De grote Wijngaardenier zette een hek om die wijngaard, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met wijnstokken van goede kwaliteit. Dan was de oogst zeker overweldigend? Nee! Dat afgodische volk bracht stinkende druiven voort (Jesaja 5:2).
De gedachte: ”Die edele wijnstok, dat zijn wij”, schoot echter diep wortel in het volksbewustzijn. In 167 voor Christus begonnen de Makkabeeën, leden van het Joodse geslacht van Mattatias, met verzet tegen de overheersing door de Syrische vorst Antiochus IV Epiphanes. De nieuwe, onafhankelijke staat besloeg veel van het voormalig grondgebied van de twaalf stammen. Het nationale en religieuze besef ontwaakte. De Makkabese munten beeldden Israël af met het symbool van de wijnstok.
Het moet dus de Joden gigantisch geschokt hebben, toen de Heere Jezus Zichzelf de ware Wijnstok noemde (Johannes 15:1). Jeremia vertelt dat de ”edele wijnstok” veranderde in ”verbasterde ranken van een vreemde wijnstok” (Jeremia 2:21). Maar Jezus zegt: Ik ben de ware, de echte. Toen de Heere Jezus Zichzelf typeerde als ware Wijnstok, heeft dat de Joden uit Jezus’ dagen enorm getroffen in hun zelfbewustzijn en trots. De Joden begrepen: Hij schrijft ons af als echte, edele wijnstok. Die gehate Jezus van Nazareth noemt Zichzelf zo.
Jezus legde uit wat nu eigenlijk de kenmerken zijn van het bij de ware Wijnstok behoren. Abrahams kinderen, christenen, kerkmensen genieten niet automatisch dat voorrecht. Het komt er op aan dat je Gods wil doet en zijn liefdegeboden houdt. Kun je dat niet? Dat is heel erg. Vertel dat dan maar tegen de Heere.