-

Maandag 21 mei Lukas 24:36-53 De Heere Jezus ging weg en maakte toch mensen blij

Lukas 24:52: ”Zij… keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap.”

De discipelen zaten bij elkaar in Jeruzalem. De Emmaüsgangers hadden verteld hoe ze de uit de dood opgestane Heere Jezus hadden ontmoet (Lukas 24:35). De Zaligmaker bezocht plotseling ook Zijn discipelen (Lukas 24:36). Tenslotte hadden ze samen nog één keertje het Kedrondal gekruist, de Olijfberg op, richting Bethanië. De Heere Jezus zegende hen. Toen werd Hij opgenomen in de hemel. Hij was weg! Hoe konden ze nou toch in vredesnaam met grote blijdschap terugkeren naar Jeruzalem? (Lukas 24:52).

Als je met Jezus omging, vind je het vreselijk je leven lang verder te moeten zonder Hem! Daar geen blijdschap aan. Vraag Maria Magdalena hoe ze ooit had ervaren dat Jezus weg was. Huilend stond ze bij het graf (Johannes 20:10,11). Zonder Hem was het leven leeg. Dan was er een discipel die precies wist hoe laat hij voor het eerst een zalig zicht op Jezus had gekregen (Johannes 1:40). Die kon ook niet zonder Zijn Meester hoor! Petrus? Bot verloochende hij zijn Meester. Het was uit. Eigen schuld (Lukas 22:60-62).

Hoe die verlaten mensen dan nu toch blij konden zijn? Dat kwam, omdat de Zaligmaker hen had gezegend. Hij had Zijn doorboorde handen over hen opgeheven (Lukas 24:50). Dat was een stille preek. Maar de Heere Jezus had ook met woorden alles uitgelegd. Van de discipelen schreef de evangelist: ”Hij opende hun verstand.” En ”alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan” (Lukas 24:45,46). Datzelfde gold ook van de Emmaüsgangers: ”Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?” (Lukas 24:26).

Nu wisten Jezus’ volgelingen dat Hij als Plaatsvervanger voor hen had geleden, was gestorven en opgestaan. Zij wisten dat Hij hen door Zijn hemelvaart juist niet in de steek liet. De hemelvaart was niet het einde van hun dagelijks omgang. Als mens was Jezus niet meer op aarde. Maar met Zijn goddelijke majesteit, Zijn genade en Zijn Geest bleef Hij voor hen zorgen (Matthéüs 28:20). Voor ieder die door genade en geloof bij Hem hoort (1 Johannes 2:1). Hij is in de hemel. Dat vormt een waarborg voor hun eeuwig thuiskomen (Eféze 2:6).

Die uitleg van de Heere Jezus schonk de discipelen blijdschap. Dat was gegeven, grote blijdschap.

Trouwens, heb jij, heb ik reden om blij te zijn? Of bleef Jezus een grote Onbekende?

-

Woensdag 23 mei Galaten 5:16-26 Echte blijdschap: vrucht van de Heilige Geest

Galaten 5:22: ”Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.”

”Ga je mee? Lachen man! Een lol dat je daar hebt!” Kermis? Bioscoop? Gewoon een avondje met patat, vrienden en bier in het park? Is dat echte blijdschap? Of is het surrogaat? Salomo wist het. Hij schreef: ”Tot het lachen zei ik: Gij zijt onzinnig” (Prediker 2:2). ”O”, zeg je, ”dus ik mag ook al niet meer lachen. Nou, leuke boel op deze beroerde wereld.” Je mag lachen. Maar niet om allerlei zonde. En vraag je af wat God van jouw lachen vindt. Blijdschap mag! Paulus schreef over echte blijdschap als over de ”vrucht van de Geest” (Galaten 5:22).

Waar betekent die uitdrukking ”vrucht van de Geest”? Het gaat over de Heilige Geest, dus over een Persoon in de goddelijke Drie-eenheid. Over God Zelf. De Heilige Geest is betrokken bij de wedergeboorte. Toen de Heere Jezus met Nicodémus daarover sprak, zei Hij dat het er om gaat uit de Geest geboren te zijn (Johannes 3:8). Misschien was je leven vroeger alleen geïnteresseerd in zonde. Dan laat de Heilige Geest je zien hoe je als zondaar verloren bent. Hij verheerlijkt Christus. Er groeit bij ogenblikken grote blijdschap over de verlossing uit je uitzichtloos bestaan. Dus die blijdschap is niet een plezierige, lekkere, lollige, menselijke emotie. Zij is een genadegave! (Romeinen 14:17).

Je hoort vaak over de ”vrucht van de Geest” spreken in meervoud: de vruchten van de Heilige Geest. Paulus gebruikte in zijn brief aan de Galaten echter heel bewust het enkelvoud. Net als in een andere brief: ”De vrucht des Geestes is in alle goedigheid en rechtvaardigheid en waarheid” (Eféze 5:9). Die éne vrucht, het werk van de Heilige Geest, heeft als het ware negen verschillende gezichten. Je mag ze niet van elkaar losmaken. Blijdschap hoort er ook bij. Van zulke eenheid is geen sprake bij de werken van het vlees (Galaten 5:19-21). Of toch? Ze ontspruiten aan één bron: zonde als vijandschap tegen God.

Wie onderwijs krijgt van de Heilige Geest, onderzoekt zichzelf (Psalm 139:23). Als God je heeft opgezocht, kan er een tijd komen, dat je iets van die vrucht herkent in je hart. Alles ligt zo vlak ten opzichte van God. Maar later denk je soms: Ik heb er niets van. Waar moet je dan zijn? Bij Christus, Die Zijn Geest uitzond om zondaren zalig te maken.

-

Vrijdag 25 mei 3 Johannes Blij als je kinderen de waarheid liefhebben

3 Johannes:4: ”Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin, dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen.”

Heb jij ook zo’n moeder? Zij doet zelf de deur voor je open, als je op een avond pas ver na middernacht thuis komt. Je hebt een smoes. ”Eh, ja, eh, ik heb met Jan over het geloof gepraat.” Maar de alcoholwalm hangt minstens een meter om je heen. Heb jij ook zo’n vader? Hij lag ondertussen voor je op z’n knieën. Omdat hij niet wist waar je uithing. Omdat hij zich zorgen maakte. En omdat hij je niet overheeft voor de eeuwige verlorenheid. De apostel Johannes koesterde ook iets van die vaderlijke zorg. ”Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin, dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen” (3 Johannes:4).

In de waarheid wandelen, is meer dan je niet te buiten gaan aan te veel alcohol. Het is leven in de vreze des Heeren. Dat verdraagt zich niet met een bioscoopje pakken. Johannes bedoelde trouwens met z’n kinderen niet z’n eigen gezin. In zijn eerste brief gebruikte hij het verkleinwoord kinderkens, kindertjes, zeven keer. Dat betrof geen mensen die er genoeg aan hadden in naam christen te zijn. Mensen die op zondag de kerk bezochten, maar in de week volgens een werelds patroon leefden. Nee, hij noemde ze kinderen Gods (1 Johannes 3:2).

Juist aan zulke ‘kinderen’, broeders en zusters in Christus, medegelovigen, wist Johannes zich extra verbonden. Misschien herinner jij je –net als ik– zo’n predikant. Hij diende ’n gemeente in het buitenland. Of aan de andere kant van het land. Hij preekte een zondag in ‘jouw’ kerk. Onvergetelijk! De tekst, de uitleg en de toepassing ervan bleven dagen lang hangen in je geheugen. Toen, een paar maanden later, hoorde je ineens dat hij niet langer dominee mocht zijn. Hij had zich schuldig gemaakt aan een vreselijke zonde. Wat deed dat onzegbaar pijn!

Bedoelde Johannes dan dat alle mensen uit de gemeente in de eerste eeuwen na Christus echt wedergeboren waren? Oprecht gelovig? Natuurlijk niet. In elke gemeente zaten toen en leven nu mensen bij wie het geloof alleen in het verstand zit en niet in het hart. Ook Johannes kende niet het hart van iedere christen. Alleen God kent het hart. Toen de apostel zei dat hij blij was dat zijn kinderen ”in de waarheid wandel(d)en”, deed hij daarmee een beroep op allen: ”Wees trouw!”

----

Zaterdag 26 mei 1 Koningen 1:29-40 De aarde dreunde van blijdschap

1 Koningen 1:40: ”Het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat de aarde van hun geluid spleet.”

Als vader vroeger na het eten uit de Bijbel las, klonk soms ineens over de tafel dat deze of gene ”rookte op de hoogten” (1 Koningen 3:3). Ik dacht als jongen: ”Wat zou het geweest zijn? Lucky Strike? Of Arsenal?” Toen ik het nalas, zag ik dat de Bijbel dit roken altijd noemt in combinatie met offeren. Priesters brachten offers in de tempel. Zo wilde de Heere het. Maar het volk bleef individueel roken en offeren op bergen of heuvels. Misschien vanuit de gedachte dat ze dan dichter bij God waren. Hoewel ze daar soms ook aan afgoden offerden.

Ook over het feit dat ”het volk pijpte met pijpen” (1 Koningen 1:40) moest ik eerst even nadenken. Er was sprake van een riskante situatie. Davids zoon Adónia deed een greep naar kroon en troon. Legeroversten, prinsen, zelfs priester Abjathar steunden hem. De profeet Nathan stelde David op de hoogte. Die organiseerde een snelle actie. De priester Zadok en Nathan moesten Salomo tot koning zalven (1 Koningen 1:39). Toen richtte de volksgunst zich op Salomo. ”Het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap.”

De Israëlieten gebruikten muziekinstrumenten waarop ze sloegen: trommels, bekkens. Maar ook snaarinstrumenten, zoals de harp, de luit, de citer. En blaasinstrumenten. Het woord pijp (Jesaja 5:12; Matthéüs 9:23) heeft dus niet te maken met tabak. Het is een fluit of schalmei. Het volk maakte muziek en was blij. Echte blijdschap is in het Oude Testament altijd gave van God. Die blijdschap is vooral ervaring van het hart. Vreugde duidt meer op uiterlijke daden, lichaamsbeweging. Misschien hebben ze wel reidansen uitgevoerd.

Het volk proclameerde blij en met feestmuziek Salomo tot koning. Zo dat ”de aarde van hun geluid spleet” (1 Koningen 1:40). De kanttekening bij de Statenvertaling typeert dat als ”overtollige manier van spreken”. Ze bedoelt: het is beeldspraak. Zoiets kom je ook tegen bij Mozes. De HEERE zei tegen Abram: ”Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde” (Genesis 13:16). De stofjes kun je niet tellen. Je nageslacht, Abram, zal zo talrijk zijn, dat het niet valt te tellen.

Bij het oproer van Korach werd de aarde gekloofd (Numeri 16:31). Mozes gebruikte hetzelfde woord als voor het splijten van de aarde door het blijde gejuich van het volk. De aarde dreunde van blijdschap.


-

Zondag 20 mei Lukas 2:1-14 De Heere Jezus is een bron van blijdschap

Lukas 2:10: ”Ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal.”

Vind je het vreemd vlak na hemelvaartsdag het Kerstevangelie te lezen? Nee toch? Calvijn preekte op 25 december doorgaans niet over de geboorte van de Heere Jezus. Een theoloog zei het zo: ”Voor Calvijn is het altijd eerste kerstdag. De komst van Christus naar de aarde moet elke dag gevierd worden.” Misschien maakte je het ooit ook mee dat de ouderling of predikant in de kerkdienst op Goede Vrijdag de gemeente vroeg de Lofzang van Simeon te zingen. Over ”het Licht tot verlichting der heidenen” (Lukas 2:32).

Blijdschap? Een engel zocht priester Zacharias op. Die engel zei: ”U zal blijdschap en verheuging zijn” (Lukas 1:14). Hij kondigde de geboorte aan van Johannes. Die zou de komst van de Messias voorbereiden. ”Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). Ook de herders kregen bezoek. Van een groot engelenkoor (Lukas 2:13). Net als Zacharias óók van een enkele engel (Lukas 2:9). Die engel zei ook: ”Ik verkondig u grote blijdschap” (Lukas 2:10).

Dat woord blijdschap wijst niet zomaar alleen op feest, lachen, vrolijk zijn. Het heeft in het Nieuwe Testament ook de betekenis van door God geschonken zaligheid. Blijdschap die voortkomt uit geloof in God en de Heere Jezus. Toen de engel de herders aansprak, ging het vooral ook over Hem die de eigenlijke inhoud vormt van de blijdschap: de beloofde, komende Messias, de Christus, de gave van God. Waarom bracht Hij blijdschap mee? Hij kon verlossen uit het lege leven vol zonde. Door het offer ”van een onstraffelijk en onbevlekt Lam (1 Petrus 1:18,19).

Paulus was er ook blij mee. Hij spoorde aan: ”Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Zo dan laat ons feest houden”. Maar, zei hij: dan moet je het zondigen wel laten! ”Zuivert de oude zuurdesem uit” (1 Korinthe 5:7,8). De blijdschap en vreugde in Christus, valt nooit te combineren met het volharden in zonde.

Is het echt vreemd vlak na hemelvaartsdag het Kerstevangelie te lezen? Niet, als er geen greintje blijdschap meer valt te vinden je leven. Als de zonde je kwelt. Als je om verlossing verlegen zit. En let op! Christus kwam voor ”al den volke”, dat is het hele volk: Israël. Maar Hij kwam ook als Licht tot verlichting van heidenen zoals jij en ik (Jesaja 42:6).