-

Maandag 20 februari Psalm 98 De HEERE openbaart gerechtigheid

Psalm 98:2: ”De HEERE heeft Zijn heil bekend gemaakt; Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen.”

Ken jij een anonieme dichter? Nee, natuurlijk niet! Anders zou zo iemand niet langer anoniem, naamloos zijn. Niemand weet ook wie de dichter van Psalm 98 is. De Statenvertaling typeert hem in de inleiding op die psalm als profeet. De serie psalmen van 93 tot en met 100 vertoont inderdaad een beetje overeenkomst met Jesaja 40 tot 66. Die profeet voorzag in deze hoofdstukken het heilrijke, wereldwijde optreden van de Messias. Zo legt ook de genoemde bundel psalmen een link naar de komende Christus en Zijn wonderlijke werk.

De HEERE toonde Zijn heil door Israël uit Egypte te verlossen. Mozes zong: ”Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot Heil geweest” (Exodus 15:1,2). God verbrak voor Kores, Zijn knecht, de koperen deuren en ijzeren grendels van Babel (Jesaja 45:1,2). De verlossing van Israël uit Babel is niet minder heerlijk en heilrijk! Daarom: ”Zingt de HEERE een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaan… De HEERE heeft Zijn heil bekend gemaakt” (Psalm 98:1,2).

Maar de HEERE openbaarde Zijn gerechtigheid zelfs aan heidenen (Psalm 98:2). Misschien denk je, evenals Luther, aan Gods straf over de zonde. Dit woord gerechtigheid ligt echter in het verlengde van het woord heil. Het betreft het Evangelie. Die gerechtigheid schenkt behalve Joden ook heidenen vergeving van zonden. Zo ging bij Luther onverwacht het licht op over Romeinen 1:17: de rechtvaardigheid Gods wordt in het Evangelie geopenbaard. Dat was een openbaring, een onverwachte onthulling voor Luther. Paulus’ tekst werd hem als een ”poort van het paradijs”.

In één van de andere Psalmen wil de dichter alle volken, waar ze ook in de wereld wonen ”op de snaren der blijde harp, geheimen openbaren” (Psalm 49:1). ”Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?” (Psalm 49:6). Wat is het een onverwachte, ongedachte onthulling, als God je door Zijn Woord en Heilige Geest laat zien dat de straffende gerechtigheid, het verdiende loon op de zonde niet het laatste woord heeft in je leven. Een openbaring!

Maar pas op! Zoek naar dat heil voor het te laat is. Voordat God komt om de aarde te richten. Ooit gaat Hij de wereld richten door het openbaren van zijn straffende gerechtigheid (Psalm 98:9).

-

Woensdag 22 februari Johannes 14 De Heere Jezus openbaart Zich aan Zijn leerlingen, niet aan de wereld

Johannes 14:22: ”Judas, niet de Iskariot, zei tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?”

Lang nadat één van de discipelen de Heere had verraden, schreef Johannes zijn Evangelie. Toen hij een vraag aan Jezus uit de kring van Diens leerlingen verwoordde, wilde hij kennelijk die andere broeder Judas, ”niet de Iskariot” (Johannes 14:22), van blaam zuiveren. Wat hadden die gelovige broeders elkaar lief! Voorbeeldig. Gaat het anno 2012 ook nog zo in de kerk? Kun je zien dat mensen die ’s zondags samen aan de avondmaalstafel zitten, behoren tot het ene lichaam van Christus? Of maken ze ruzie? Dat is erg. Het maakt niet jaloers.

Judas staat ook te boek als Thaddeüs, of Lebbeüs (Matthéüs 10:3). De namen Thaddeüs en Judas duiden beide op het loven van God. Overigens brengt alleen de apostel Johannes Judas, ”niet de Iskariot”, actief ter sprake. Judas vroeg: ”Heere, wat is het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?” (Johannes 14:22). Dat was een zeldzaam serieuze vraag. Heel anders dan: ”Je moet gewoon geloven!” Misschien zat Judas te denken: Is het bij mij wel echt…? Denk jij dat ook wel eens?

Waarop duiden die woorden ”zich openbaren”? Wat betekent het in deze tekst, als de Heere Jezus zich openbaart? Je mag dat begrip ”zich openbaren” omschrijven als: verschijnen, Zichzelf vertonen, Zichzelf openbaar, Zichzelf zichtbaar maken. Judas’ vroeg: ”Heere, wat is het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?” Die vraag is heel begrijpelijk. Hij zegt als het ware: ”Vanwaar dat onderscheid. Wij en alle mensen om U heen zien U toch?” Jij zou toe kunnen voegen: ”Ik lees toch over Hem en hoor over Hem preken!”

Dat is allemaal waar. Het Woord is vlees geworden (Johannes 1:14). Dat kon iedere Jood in het gevolg van Jezus zien. Als zodanig vertoonde de Zaligmaker Zich –je zou kunnen zeggen– uitwendig. Maar ”de wereld” (Johannes 14:22) –dat betekent: het volk, een grote menigte– had Hem niet nodig. Jezus had voor hen ”geen gedaante noch heerlijkheid” (Jesaja 53:2). Ze hadden niets voor Hem te doen. Hooguit wat genezingswonderen. Dat Hij Zichzelf aan Zijn discipelen openbaarde betekende dat Hij hun verstand verlichtte; dat zij zichzelf leerden kennen; dat zij kennis kregen aan Zijn genade.

Jezus openbaart Zich aan Zijn discipelen. Niet aan de wereld. Wat denk je, heeft dat jou ook iets te zeggen?

-

Vrijdag 24 februari Filippensen 3 Openbaring als nader onderwijs

Filippensen 3:15: ”En indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren.”

Ooit liep in de Griekse stad Filippi een dienstmeisje met een waarzeggende geest Paulus en Silas achterna te schreeuwen. Toen Paulus het meisje had bevrijd van haar bezetter, wekte dat de woede op van haar eigenaars. Zij sleepten de Evangeliedienaars voor de rechters. Met een akelige klacht: ”Deze mensen beroeren onze stad, daar zij Joden zijn.” De oversten zetten de apostelen gevangen. Dwars door de tegenslag heen groeide een christelijke gemeente.

In zijn brief aan de christengemeente te Filippi verzette Paulus zich tegen dwaalzieke judaïsten (Filippensen 3:2,3). Die mensen wilden christenen uit de heidenen dwingen zich te laten besnijden. Vroeger beschouwde Paulus het onderhouden van die Joodse ceremoniën als verdienstelijk. Toen het God had behaagd Zijn Zoon in hem te openbaren (Galaten 1:16), was dat uit. De apostel barst uit in een jubel over Hem, Die de ceremoniële wet vervulde: Christus. ”Hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht” (Filippensen 3:7).

Nu de Heere Jezus Christus het middelpunt van Paulus’ leven vormde, begeerde hij te vergeten wat achter hem was: zijn vermeende verdiensten uit de tijd toen hij nog farizeeër was; en alles wat hem na zijn bekering in zijn leven voor de Heere nog had gehinderd. Zijn geloof richtte zich op de beloften van het Evangelie (Filippensen 3:14). Toen hij zijn medegelovigen aansprak als ”zovelen als wij volmaakt zijn”, bedoelde hij met dat woord volmaakt niet: perfect in het vervullen van de wet, maar: volwassen in het geloof. Dus gericht op het verkrijgen van de genade van Christus.

”Laat ons dit gevoelen” schreef Paulus. Dus laten wij er hieraan blijven vasthouden dat alleen het geloof in Christus’ gerechtigheid redt. Natuurlijk kan het zijn dat u ”iets anderszins gevoelt”. Dus dat u iets anders gezind bent en een andere mening koestert over zaken van minder belang. Dan zal ”God u ook dat openbaren.”

Dat woord openbaren betekent niet dat er steeds bijbelboeken bij konden komen. Het duidt niet op een soort voortgaande openbaring. Maar het heeft te maken met opwas, groei in de genade en kennis van de Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petrus 3:18). Paulus bedoelde: de prediking van het Woord en de verlichting van de Heilige Geest, zal ook degenen die nog een beetje vast zitten aan de ceremoniën het nodige onderwijs geven.

----

Zaterdag 25 februari 2 Korinthe 5 Geopenbaard voor de rechterstoel van Christus

2 Korinthe 5:10: ”Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.”

Wat denk je, zou de apostel Paulus hoogmoedig zijn geweest? Hij verdedigde in zijn zogenoemde tweede brief aan de christengemeente te Korinthe nogal zijn leer en zijn ambt, zijn apostelschap. Nee! Paulus toonde zich in die brief niet hoogmoedig. Hij moest zich wel verdedigen tegen de laster over hem en zijn Evangelie door valse apostelen (2 Korinthe 11:13). De spanning en de stof tot conflicten tussen de apostel en de gemeente waren steeds groter geworden.

In het werk van de apostel Paulus bleek het aarden vat van zijn lichaam (2 Korinthe 4:7) telkens bijna te breken. Maar telkens redde God hem weer. Toch komt er een ogenblik dat hij samen met alle christenen uit Korinthe (2 Korinthe 7:3) gaat sterven. ”Wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus” (2 Korinthe 5:10). Geopenbaard worden voor Gods rechterstoel, is niet zomaar in lijfelijke gedaante voor Hem verschijnen. De alwetende Christus weegt de daden van de mens, maar ook zijn woorden en gedachten.

Johannes schreef later aan de Klein-Aziatische gemeente Thyatire: ”Al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken” (Openbaring 2:23). God zal zelfs ”de verborgen dingen der mensen oordelen” (Romeinen 2:16). Dan is het uit met alle menselijk gekissebis. ”Wat oordeelt gij uw broeder?” vroeg Paulus aan de christenen in Rome. ”Of ook gij, wat veracht gij uw broeder? Want wij zullen allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden (Romeinen 14:10).

De zetel van de rechter stond in de oudheid doorgaans op een hoog gelegen platform. Dat boezemde ontzag in. Des te meer de rechterstoel van Christus, als een troon in de hemel (Openbaring 7:9-15). Als wij straks voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden, schreef Paulus, dan zal ieder moeten wegdragen, ”hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Korinthe 5:10). Dus de apostel zei niet: ”Jullie, Korinthiërs, worden straks door God geoordeeld.” Dat zou hoogmoedig geweest zijn.

Paulus zocht het behoud van de christenen in Korinthe (2 Korinthe 4:15). Ze moesten hun zondige leven prijsgeven. Juist in het zoeken van hun heil herinnerde hij hen aan Christus’ rechterstoel. Zo’n boodschap hoor jij mogelijk af en toe ook vanaf de kansel. Hoe ga je daarmee om?


-

Zondag 19 februari 1 Samuël 9 De HEERE openbaart geheimen

1 Samuël 9:15: ”Want de HEERE had het voor Samuëls oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam.”

Saul was een knappe kerel. De moeite waard om naar te kijken. Van goede komaf. Schoon (1 Samuël 9:2). Echt iemand om koning te worden. Zelf haalde hij zich zoiets niet in het hoofd (1 Samuël 9:21). Hij hielp z’n vader. Zo hoort het. De ezelinnen van pa waren weggelopen. Saul ging op zoek. Samen met ’n knecht. Saul kwam in het land van Zuf (1 Samuël 9:5). Daar lag Rama. In die stad woonde Samuël (1 Samuël 7:17): een ziener.

Het Hebreeuwse woord duidt op een profeet, die door de verlichting van Gods Geest dingen weet, die mensen meestal niet weten. De knecht haalde Saul over Samuël te bezoeken. Wonderlijk! God had al lang besloten dat het zo moest gaan. Samuël moest Saul tot vorst zalven (1 Samuël 9:16). De oudsten waren nota bene al uitgenodigd voor een offermaaltijd (1 Samuël 9:13).

Samuël wist dat hij Saul moest zalven. Al voor de ontmoeting met Saul had hij een groot stuk vlees apart gelegd (1 Samuël 9:23). ”Want de HEERE had het voor Samuëls oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam” (1 Samuël 9:15). Dat woord openbaren betekent eigenlijk: onthullen. De HEERE had aan de profeet een groot geheim onthuld. En God toonde daarmee dat Hij alle dingen regeert, ook het verloop van de geschiedenis. Hij openbaarde dat Hij niet alleen de Schepper was van Zijn volk, maar ook de heilige en genadige Onderhouder.

Openbaren, geheimen ontraadselen en onthullen, dat doet God! Je vindt dat woord in deze betekenis ook op andere ogenblikken in de Bijbel. Koning Nebukadnezar droomde. De droom had hem geshockeerd. Hoewel hij de inhoud was vergeten. Daniël mocht Nebukadnezar zowel de inhoud van die droom als de betekenis ervan uitleggen. Zeg maar gerust: onthullen. Toen antwoordde de koning: ”Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart” (Daniël 2:47).

God kan nog steeds zulke dingen doen! Aan een kind van God door Zijn Woord onthullen dat een broeder in nood zit. Die heeft niet de moed en de macht zichzelf te helpen. Hij bidt om uitkomst. De Heere bestuurt het zo, dat zulk contact op het juiste ogenblik tot stand komt. Net als tussen Saul en Samuël. De God van Samuël leeft nog!