-
Maandag 20 augustus
Oppervlakkige vrede is toch niets waard? Lukas 12:49-59. ”Meent gij, dat Ik gekomen ben, om vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid.”
Hoe kan dat nou? Verdeeldheid? De engelen zongen toch van vrede op aarde? (Lukas 2:14). Vrede wijst toch op een goede verhouding met God? Vrede legt toch een relatie met een leven zonder vijandschap of oorlog tussen volken of mensen? Christenen horen toch ‘lief’ te zijn voor elkaar? En voor alle mensen? De nederige geboorte van de Heere Jezus vormde toch het begin van de vervulling van de oude profetie? ”De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem” (Jesaja 53:5).
Pas op! Simeon begon al direct na de geboorte van Jezus in zijn lofzang twee kanten te laten zien. Hij zei: ”Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord”. Maar hij voorzegde ook: ”Deze wordt gezet…. tot een teken, dat wedersproken zal worden” (Lukas 2: 29 en 34). Dus de Zaligmaker wekt weerstand, Hij roept tegenspraak op. Hij Zelf bevestigde die woorden. Ik kwam niet alleen maar vrede brengen op aarde. ”Neen, maar veeleer verdeeldheid” (Lukas 12:51).
Dit is een andere verdeeldheid dan het zich over de aarde verdelen van de volken na de zondvloed (Genesis 10:32). Het door Lukas gebruikte woord voor verdeeldheid duidt op tweedracht, twist, onenigheid en scheuring. Je zegt: ”Dat is ook wat! God is toch liefde?” Vast en zeker! Maar denk niet dat dit alles is wat er over de Heere valt te zeggen. Liefde en vrede, is –om zo te zeggen– één kant van Christus’ komst. Er was ook een andere kant. Wie niet onder Zijn juk wilden buigen, sprak Jezus aan als zaad van de slang (Genesis 3:15).
Christus brengt verdeeldheid én vrede. Aan de kibbelende Efeziërs vertelde Paulus: Christus brak de muur af tussen Joden en heidenen, de ”middelmuur des afscheidsels” in de tempel. Zo is Hij onze vrede (Eféze 2:14). Paulus schreef aan de gelovigen in Rome: ”Wij hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus” (Romeinen 5:1). Over welke mensen ging dat? Ze leerden ook persoonlijk dat er ”vernieling en ellendigheid in hun wegen was”. En dat zij de weg des vredes niet kenden (Romeinen 3:17,18). Anders heb je toch geen vrede nodig?
De vrede en het heil dat Zaligmaker verdiende, manifesteert zich doorgaans dwars door strijd en lijden, dwars door je eigen failliet heen. Oppervlakkige vrede is toch niets waard? (Jeremia 6:14).
-
Woensdag 22 augustus
Ik leef al sedert de zonde in het Paradijs met een verdeeld hart. Hoséa 10:1-10. ”Hij heeft hun hart verdeeld.”
Jouw en mijn hart is ongeveer zo groot als een vuist. Het is eigenlijk een holle spier. En de holte in het hart is door een tussenschot verdeeld in een linker- en een rechterhelft. Had de profeet Hoséa het over zo’n menselijk hart, toen hij tegen het volk Israël zei dat de HEERE ”hun hart heeft verdeeld”? (Hoséa 10:2). Nee, natuurlijk niet. Hoséa sprak niet over het hart in biologische zin. Maar over het hart als het bestuurscentrum van het leven, als zetel van alle begeerten en gevoelens. Het hart dat zich richt op de afgoden, of op God (Jozua 22:5).
Wat betekent het dat de HEERE het hart van Israël, het rijk van de tien stammen heeft verdeeld? De profeet vergeleek Israël met een wijnstok (Hoséa 10:1). Dat herkenden de Israëlieten. Het herinnerde hen aan hun groots verleden. Het Oude Testament tekende de relatie tussen Israël en God telkens met het beeld van de wijnstok. ”Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht”(Psalm 80:9). Maar Hoséa had het over een ”uitgeledigde” wijnstok. De opbrengst van de vrucht diende er toe om veel altaren en beelden voor afgoden te bouwen.
Hoséa verzette er zich telkens in Gods Naam tegen dat Israël het kalf in Bethel (Hoséa 4:15) diende. En het volk haalde ook heidense afgoden binnen, zoals Baäl (Hoséa 11:2). Dienst aan afgoden gaat altijd gepaard met een losbandige levensstijl. De profeet had Israël eerder al vergeleken met een tegenstribbelende, een onwillige, zich tegen het juk verzettende koe (Hoséa 4:16). Dat slechte gedrag van Israël kwam mede openbaar in onderlinge ruzie.
”Hij heeft hun hart verdeeld”, zei Hoséa. Dat betekent: God gaf ze over aan hun eigen goddeloosheid. Zij ”verteren hun rechters, al hun koningen vallen” (Hoséa 7:7). Dat duidt op complotten en daadwerkelijk vermoorden van heersers en regeringspersonen. ”Hun vorsten vallen door het zwaard” (Hoséa 7:16). Wat is het gevolg? Zij ”worden verwoest”. God breekt bovendien de altaren en beelden af (Hoséa 10:2). Ze houden geen godsdienst over.
Je zegt: ”Nou, Israël bracht het er niet best af. Gelukkig is mijn hart alleen maar verdeeld in biologische zin. Ik leef netjes, al zeg ik het zelf.” O ja? Dan breng je het er beter af dan ik.
Ik leef al sedert de zonde in het Paradijs met een verdeeld hart.
-
Vrijdag 24 augustus
Blijft jouw huis (be)staan, of valt het? Lukas 11:14-28. ”Een huis, tegen zichzelf verdeeld zijnde, valt.”
Misschien kijk je raar. Je zegt: ”Een huis? Dat is een gebouw met op z’n minst muren met een dak erop. Zo biedt die woning bescherming tegen regen, sneeuw, wind. Als het erg koud is, maak je de kachel aan. Maar u kunt toch niet praten over een tegen zichzelf verdeeld huis. Een huis leeft toch niet? Het heeft geen gevoel of emotie.” Dat klopt. Maar in de Bijbel duidt een huis vaak op een huisgezin. Zo werden Lydia en haar gezin in Filippi gedoopt (Handelingen 16:14,15). Net als Crispus in Korinthe (Handelingen 18:8).
Je kunt de woorden van Lukas vertalen als ”een huis, tegen zichzelf verdeeld”. Eigenlijk staat er: ”een huis tegen een huis”. Dan betekent dat dus eigenlijk: als een huisgezin tegen een huisgezin, dus innerlijk verdeeld is, valt het. Lukas gebruikte voor vallen een Grieks woord dat in het algemene spraakgebruik duidde op: van een hoogte vallen, of neerstorten. Zo zag de Heere Jezus de satan als een bliksem uit de hemel vallen (Lukas 10:18). Soms betekent het Griekse woord vallen: sneuvelen in de strijd. Of gewelddadig omkomen (1 Korinthe 10:8).
Het huis op het zand in de gelijkenis stortte finaal in elkaar. De slagregen en de wind vaagden het weg (Matthéüs 7:25). Zó kan ook een huisgezin de vernieling in gaan. Want ”indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan” (Markus 3:25). Waar moet je dan aan denken? Aan andere woorden van de evangelist: ”De vader zal tegen de zoon verdeeld zijn, en de zoon tegen de vader; de moeder tegen de dochter; en de dochter tegen de moeder” (Lukas 12:53). Ik hoop dat je dat niet herkent. Ik hoop dat je je daar niets bij kunt voorstellen.
Want dat vallen waarover Lukas sprak, wordt uiteindelijk terecht komen in de verlorenheid. Dus loop ’s zondags uit de kerk niet gelijk naar je computer om de sportuitslagen te bekijken. En vul zelf maar aan. Denk je echt dat zoiets een teken is van liefde tot God? Ik zie in gedachten een moeder of vader die de Heere liefheeft en de zonde haat jou of mij aankijken. Ik hoor ze vertellen over de liefdedienst van de Heere. Ik zie ze op hun knieën van harte bidden. Blijft jouw huis (be)staan, of valt het?
----
Zaterdag 25 augustus
Geef je niet over aan laaiende ruzie! Handelingen 23:1-10. ”En als hij dit gesproken had, ontstond er tweedracht tussen de farizeeën en de sadduceeën, en de menigte werd verdeeld.”
Paulus was vals beschuldigd. Gepakt door z’n vijanden. Zij wilden de apostel doden. Maar de Romeinse overste wist op tijd tussenbeide te komen. De bevelhebber gaf Paulus toestemming het volk toe te spreken (Handelingen 21:27,31,33,40). Zijn verhaal wekte opnieuw de woede op van de luisteraars. De overste wilde hem geselen en uitrekken, dus martelen, maar dat ging niet door (Handelingen 22:22,25). De bevelhebber trommelde de volgende dag Joodse beschuldigers op. Paulus kreeg opnieuw permissie tot praten.
De apostel was geen domme jongen. Hij wist wat voor vlees hij in de kuip had: farizeeën en sadduceeën (Handelingen 23:7). Daar maakte hij handig gebruik van. Het door de Joden gebruikte woord voor farizeeën betekende uitleggen, maar ook afscheiden. Zij vonden zichzelf heel erg rechtzinnig. Maar ze toonden weinig solidariteit met anderen. Niet met hun eigen volk. En helemaal niet met heidenen. Zij stonden bekend als de meest nauwgezette sekte van het jodendom (Handelingen 26:5).
De sadduceeën zeiden dat ze afstamden van priester Zadok (2 Samuël 15:24). Via Zadok zouden ze familie zijn van de kleinzoon van Aäron, de priester Pinehas. De sadduceeën geloofden niet dat God ingrijpt in de historie of in het persoonlijke leven. Goed en kwaad, geluk en onheil zouden hun oorsprong vinden in de vrije menselijke wil. Verder wezen de Sadduceeën het geloof in de opstanding der doden en het bestaan van engelen en geesten volstrekt af. Beide groeperingen spanden samen in de moord op Jezus.
Gewapend met die wetenschap riep Paulus uit: ”Ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld” (Handelingen 23:6). Daarmee gooide hij de knuppel in het hoenderhoek. De vlam sloeg in de pan. De farizeeën en sadduceeën gingen met elkaar ruzie maken. ”En de menigte werd verdeeld” (Handelingen 23:7). Lukas gebruikte voor dat begrip verdeeld een woord dat in het algemeen ook splijten betekende. Soms werd dat woord ook gebruikt voor het hakken van hout. Dus dat was een laaiende ruzie tussen nette mensen in een keurig pak.
Herken je het? Christenen praten tijdens een verjaardagsfeestje vaak meer over auto’s en mode, dan over hun God en Zaligmaker. Maar soms raken mensen in een keurig pak bijna slaags over dogmatische hot items. Geef je niet over aan zulke laaiende ruzie! Leer van Christus, dat Hij zachtmoedig was en nederig van hart (Matthéüs 11:29).
-
Zondag 19 augustus
Staat er in jouw achtertuin ook zo’n toren van Babel? Genesis 10:32 en Genesis 11:1-9. ”Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach… en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed.”
Als regeringspartijen verdeeld zijn over de manier waarop zij willen bezuinigen, kan dat een kabinetscrisis teweeg brengen. Maar dat woord ”verdeeld” hoeft niet altijd een negatieve bijsmaak te hebben. Mozes schreef dat het nageslacht van Noach op de aarde verdeeld was na de zondvloed (Genesis 10:32). Het woord ”verdeeld” duidt er hier op dat de mensen zich over de hele aarde verspreiden. Dat was niet verkeerd. Het was opdracht. Wat had God gezegd? ”Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde” (Genesis 1:28).
De moeilijkheid was niet dat de mensen zich na de zondvloed over de aarde verdeelden. Het probleem was eerder dat ze zich níet over de aarde wilden verspreiden. Dat ze kort bij elkaar kropen. Dat ze samen een toren wilden bouwen. Hoe kwam dat? Adam en Eva waren grif ingegaan op de belofte van de slang: ”Gij zult als God wezen” (Genesis 3:5). De menselijke gedachten werden zondig (Genesis 6:5). Bijna zesduizend jaar later dichtte Willem Kloos: ”Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, en zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon.”
En toen maakten de mensen de techniek tot knecht van hun hoogmoed. De grote rivieren in de buurt van de verlaten Hof van Eden leverde prima klei voor het bouwen van een nieuw ‘paradijs’. Ze maakten tichelen, bakstenen. Dat was nieuw. Voordien gebruikten ze natuursteen. En toch? Die prestaties stelden voor God niet zoveel voor. Hij moest neerdalen uit de hemel –mensvormig gesproken– om het goed te kunnen bekijken (Genesis 11:7).
Hoogmoed vormde de wortel van de torenbouw van Babel. De top van de toren moest mensen gelegenheid geven in de hemel te kijken (Genesis 11:4). Dat vond God niet goed. Hij kwam met straf. Mensen konden elkaar niet meer verstaan (Genesis 11:7). Dus niet dat ”verdeeld na de vloed” vormde het probleem. Aanvankelijk bleven de mensen elkaar prima verstaan (Genesis 11:1). Maar God maakte een eind aan de hoogmoedige, schijnbare eenheid en vrede.
Niet het ”verdeeld na de vloed”, maar hoogmoed vormde het probleem. Zo is dat nog altijd. Het woord Babel bleef ook later in de geschiedenis symbool van aanmatiging. Van zondig plezier, genoegens, bijgeloof (Jesaja 47:1,8,9), zonde, ondergang (Openbaring 17:5; 18:2). Staat er in jouw achtertuin –nou ja, of in je slaapkamer– ook zo’n toren van Babel?