-
Maandag 18 juni
Ook een oprechte kan je ziel zoeken. {Psalm 38#http://www.statenvertaling.net/bijbel/psal/38.html} ”Die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken.”
David had zich Bathseba toegeëigend. En de koning had de dood van buurman Uria op z’n geweten. Geruime tijd zweeg hij over die zonde (2 Samuël 11:27). Maar Nathan zette David op z’n nummer. ”Gij zijt die man!” (2 Samuël 12:7). Toen de profeet David met zijn zonde confronteerde, ging zijn geweten spreken (2 Samuël 12:13). Hij kreeg berouw. De koning kermde: ”O HEERE, straf mij niet in Uw toorn” (Psalm 6:2). Dat viel niet mee. ”Mijn zonde is steeds voor mij” (Psalm 51:5). Heb jij ook ooit zo met je zonde geworsteld?
Dat sprekend geweten was niet alles. Davids bekenden en vrienden distantieerden zich van hem. Ze behandelden hem als een melaats. Dat is een bittere ervaring. Misschien weet jij daar ook wel van. Als mensen met wie je vroeger heel nauw omging, voor wie je je hart openlegde, ineens niet meer van je willen weten. Zo hield ook een aantal van Davids vroegere vrienden ineens afstand. ”Die David? Nou, je ziet wat er van die man terecht komt. Hij had het altijd over Gods geboden. Maar hij kan ze zelf niet eens houden!” David? Klaas? Gerrit?
Davids vrienden veranderden. En zijn vijanden zochten zijn ziel (Psalm 38:13). Wat betekent die uitdrukking? Je kunt ezels zoeken (1 Samuël 9:3), of Gods hulp (2 Samuël 12:16) en raad . (2 Samuël 21:1). Het is goed gerechtigheid te zoeken (Zefanja 2:3). Maar als je de ziel van je naaste zoekt is dat zondig. Wie iemands ziel zoekt, wil hem doden. David werd gekweld door schuldbesef over de bedreven zonde. Maar er waren dus ook nog mensen die hem naar het leven stonden. Zo zochten ook de vijanden van Jeremia zijn ziel, zijn dood (Jeremia 38:16).
Toch heeft de uitdrukking van het zoeken van iemands ziel op één plek in de Bijbel geen negatieve, maar een positieve betekenis. Mensen die tot doodslag geneigd zijn, schreef Salomo, haten de vrome. ”Maar de oprechten zoeken zijn ziel” (Spreuken 29:10). Om wiens ziel gaat het die oprechten, die mensen die God liefhebben. Het gaat hen om de ziel van die vrome. Zij bekommeren zich om het behoud van zijn leven. Gaan je ouders zo met je om? Of iemand die de Heere liefheeft en de zonde haat? Zocht je zó zelf al eens iemands ziel?
-
Woensdag 20 juni
God zoekt mensen. {Jesaja 65 vers 1 tot 10#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jesa/65.html} ”Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.”
Als kleine jongen maakte ik vaders gereedschap zoek: z’n klauwhamer. Ik dacht: ”Dat levert straf op. Blijf uit z’n buurt!” Alleen al dat boos gezicht van vader deed mij meer verdriet dan tien klappen. Lijkt dat niet –een beetje– op de relatie van mensen tot God? De eerste schepsels maakten het Paradijs tot domein van de slang. Gods vloek kwam over de aarde (Genesis 3:17). Nu kruipen mensen weg voor God. Maar Hij zoekt en vindt ze! Je kunt dat ”Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten” (Jesaja 65:1) toch niet anders uitleggen?
Eigenlijk sprak Jesaja over heidenen. Het ging over ”het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was”. Dus niet het verbondsvolk Israël. Toch gold het zoeken van God net zo goed Adam. De HEERE riep hem, toen hij bevend voor God vluchtte, schreef Guido de Brès in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. God zei tegen Adam: ”Waar zijt gij? (Genesis 3:9). Maar wie ooit God vond –Joden, heidenen–: van hem geldt: God was de eerste die hem zocht. Er is immers niemand die God zoekt (Romeinen 3:11; Psalm 14:2).
Mogelijk word je boos, als je hoort dat God mensen zoekt. Je voelt je met je eigen wil buiten spel gezet. Je kunt zelf de dienst niet meer uitmaken. Mogelijk zeg je: ”Ik zoek God wél! Die bewering van Paulus in z’n brief aan de Romeinen klopt niet. Ik vind het maar wreed dat ik zelf voor Hem niets in de melk heb te brokkelen!” Maar je bent beter af, als je blij bent, dat God mensen zoekt. Misschien heb je iets van gezien van de zondige vijandschap tegen God in je hart. Hoe is het dan alleen nog mogelijk om genade te krijgen? Als God je zoekt!
Je verkeert niet in slecht gezelschap, als je je afhankelijk weet van Gods zoeken. Als je verdriet hebt dat je Hem kwijt bent door eigen schuld. Luister eens naar David. Hij kende zichzelf als zondaar. ”Ik heb gedwaald als een verloren schaap”, zong hij (Psalm 119:176). Maar hij kende ook God als genadig en barmhartig (Psalm 86:15). En daarom durfde hij ook te smaken: ”Zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten” (Psalm 119:176). Kan ik, kun jij met David instemmen? Wat een troost: God zoekt mensen.
-
Vrijdag 22 juni
Er zijn dingen waar je beter niet naar kunt zoeken. {Jeremia 45#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jere/45.html} ”Zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet.”
Het woord zoeken betekent in de Bijbel vaak: ergens naar streven, iets proberen te bereiken. Een engel zei tegen Jozef. ”Vlucht met Maria en het Kind naar Egypte.” En ook: ”Herodes zal het Kindeken zoeken, om Het te doden” (Matthéüs 2:13). Later koesterde Judas Iskarioth datzelfde kwade voornemen. Een vrouw goot een albasten fles met dure zalfolie over Jezus heen. Van toen af ”zocht Judas gelegenheid” Jezus in handen van de godsdienstige elite te spelen” (Matthéüs 26:16). Jij moet trouwens ook wakker blijven. Want de meester van Judas, de duivel, loopt nog altijd rond als een brullende leeuw. ”Zoekende, wie hij zou mogen verslinden” (1 Petrus 5:8).
De Bijbel gebruikt dat woord zoeken ook in een ander verband. Jeremia zei tegen Baruch: ”Zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet” (Jeremia 45:5). Wat bedoelde Jeremia? Zocht Baruch eigen eer en aanzien? Nee. Hij was een man die de HEERE liefhad. Jeremia bedoelde dat Baruch geen rust, voorspoed en bloei moest begeren voor de Joodse staat. Het volk had zo gezondigd, dat het straf verdiende. God Zelf had genade bewezen, telkens geholpen bij de opbouw van het land. Nu was het voorlopig uit. ”Dat Ik gebouwd heb, breek Ik af”, zei de HEERE (Jeremia 45:4).
Baruch was secretaris van Jeremia. Hij zette zijn profetieën zwart op wit (Jeremia 36:4,18). Koning Jójakim sneed de boekrol met de voorzegging van onheil kapot. En hij gooide de overgebleven brokstukken in de kachel (Jeremia 36:23). Uiteindelijk dwong het vluchtende volk zowel de profeet Jeremia als Baruch met hen mee te gaan naar Egypte (Jeremia 43:6,7). Vormde die vlucht een grote teleurstelling voor Baruch? Nou, een godvrezend man, zoals hij, zal vooral bedroefd zijn geweest over de komende overwinning op Jeruzalem en Gods volk.
Baruch was ootmoedig, godvrezend. Korach, Dathan en Abiram niet. Zij kwamen in opstand tegen Mozes. Zij beschuldigden hem vals. ”Jij speelt met Aäron de baas over ons”, zeiden ze (Numeri 16:3). Korach was leviet. Dus hij diende als ambtsdrager in de tabernakel. Maar Mozes dacht: Hij wil meer. ”Ben je niet tevreden met dat ambt van Leviet”, vroeg hij. ”Zoekt gij nu ook het priesterambt?” (Numeri 16:10). Kennelijk zijn er op zich goede dingen waar je beter niet naar kunt zoeken. Het ambt verdraagt zich niet met hoogmoed. Het vraagt ootmoed.
----
Zaterdag 23 juni
Zoek eerst het Koninkrijk van God. {Mattheus 6 vers 19 tot 34#http://www.statenvertaling.net/bijbel/matt/6.html} ”Zoekt eerst het Koninkrijk van God.”
Ooit praatte iemand tijdens een bezinningsdag over popmuziek. Hij vertelde hoe hij Karen Lafferty, de auteur van het lied ”Zoek eerst het koninkrijk van God”, op het podium haar kunst ten gehore had zien brengen. Dat gebeurde in de Tom Menkenhal in Rotterdam. Tijdens de May Day van Youth for Christ. De stem van de inleider weerspiegelde grote afkeer. Toen klonk, even droog als waar, de stem van een onverdachte dominee: ”Je kunt dat allemaal wel zeggen. Maar houd in de gaten dat die tekst wel letterlijk in de Bijbel staat!” (Matthéüs 6:33).
Nederland ligt in Europa. Brazilië in Zuid-Amerika. Zuid-Soedan in Afrika. Weet jij waar het Koninkrijk van God ligt? Dat koninkrijk is eigenlijk overal waar de Koning is: de Heere Jezus. In Zijn Persoon kwam dat koninkrijk bij de mensen (Matthéüs 3;2). Dat was in de tijd dat de Zaligmaker op aarde rondliep dubbel duidelijk. Hij bevrijdde mensen van demonische machten (Matthéüs 8:16; Markus 5:15). Eigenlijk is dat koninkrijk overal waar Jezus als koning onderdanen heeft. Dus je moet zoeken een onderdaan te worden van die Koning!
Het koninkrijk van God zoeken, dat is de Koning zoeken. Dat is de Zaligmaker zoeken. ”Nou”, zeg je, ”dat is toch niet zo moeilijk? In de Bijbel staat toch een heleboel over Jezus geschreven?” Dat klopt. Maar als je die Koning zoekt, als je bij Hem zou willen horen, moet je je wel houden aan Zijn regels. Je word vreemdeling op aarde (Hebreeën 11:13). Want als medeburger van de heiligen, als huisgenoot van God (Eféze 2:19), kun je en wil je niet anders dan afstand nemen van het schema, het gedragspatroon, de levensinstelling van de wereld.
Je kunt iets tastbaars zoeken. Een Mercedes. Beter is het om te zoeken zoals die koopman. Hij zocht prachtige parels. Toen vond hij er een die alles overtrof: de parel van het Koninkrijk der hemelen (Matthéüs 13:45,46). Je kunt iets tastbaars zoeken. Je kunt proberen een paleis van een huis te pakken te krijgen. Beter is om Gods gerechtigheid te zoeken (Zefanja 2:3; Matthéüs 6:33). En om je te gedragen naar Zijn heilzame geboden. Uit liefde. Dus ”zoekt eerst het Koninkrijk van God.” Als dat gaat leven in je hart, zing je met David: ”Mijn ziel dorst naar God, naar de levenden God” (Psalm 42:3).
-
Zondag 17 juni
Zoeken is meer dan een gewoon woord. {1 Samuël 9 vers 1 tot 16#http://www.statenvertaling.net/bijbel/1sam/9.html} ”Zoek de ezelinnen.”
”Waar is m’n portemonnee nou toch? Help mij eens met zoeken!” Misschien herken je zo’n vraag. Zoeken is een gewoon woord. Je bent iets kwijt. Iets dat tastbaar en zichtbaar is. Zo was Kis, de vader van Saul, z’n ezelinnen kwijt (1 Samuël 9:3). Een ezel was een lastdier, een trekdier, of een rijdier. Die beesten waren best kostbaar. En echt niet zo dom, als ze soms worden neergezet. Ze waren niet zomaar weggelopen. De Heere gebruikte dat weglopen, om Samuël, de profeet, en Saul elkaar te laten ontmoeten. Saul moest immers koning worden.
Maar Saul moest ook koning af worden. Hij maakte plaats voor de God vrezende David. Wat zocht David? Hij was op zoek naar Gods raad en hulp. Bij voorbeeld, toen er een hongersnood kwam. De koning herkende Gods ongenoegen, maar hij wist niet wat de Heere met die hongersnood had te zeggen. Toen zocht hij ”het aangezicht des HEEREN” om raad (2 Samuël 21:1). David zocht ook God, toen het kind dat hij bij Bathseba in zonde had verwekt, dodelijk ziek werd. Toen zocht hij Gods hulp (2 Samuël 12:16).
Jaren na vader David zat koning Salomo op de troon. Hij vroeg God om wijsheid. De HEERE verhoorde hem (1 Koningen 3:9,12). Dat raakte overal bekend. Prinsen, vorsten, ministers uit omliggende landen zochten hem op om zijn wijsheid te horen ( 1 Koningen 10:24). Je ziet dat zoeken zich dus in de Bijbel niet altijd richt op iets concreets, iets tastbaars of zichtbaars. Toen allerlei mensen Salomo zochten, had dat meer het karakter van onderzoeken.
Je kunt iets tastbaars zoeken. Of Gods hulp en raad. Je kunt onderzoeken of het waar is, wat je over iemand hoorde. Je kunt overal zoeken of er nog één eerlijk mens rondloopt op de aarde die de waarheid zoekt (Jeremia 5:1). En ”wie de overtreding toedekt, zoekt liefde” (Spreuken 17:9). De Bijbel vertelt ook over het zoeken van God en Zijn gerechtigheid. De profeet Zefanja spoorde in de tijd van koning Josia het rijk van de twee stammen aan –”alle gij zachtmoedigen des lands”– om de HEERE en ook gerechtigheid te zoeken (Zefanja 2:3). Zo krijgt zoeken iets van een sterk verlangen, van ergens naar streven.
Zoeken is eigenlijk niet zo’n gewoon woord. Het gaat over meer dan enkel ezelinnen.