-

Maandag 16 juli

Heb jij geld? Of goud? Of heeft het jou? {Spreuken 16 vers 16 tot 23#http://www.statenvertaling.net/bijbel/spre/16.html} ”Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen, dan uitgegraven goud.”

”Geld? Goud? Nou, ik weet dat ik niet gierig mag zijn. Maar ’t is wel makkelijk als ik een vette bankrekening heb!” Mogelijk heb je zoiets ooit gezegd. Of gedacht. Want laten we eerlijk zijn: Als je geld hebt, kun je je onafhankelijk gedragen. Dan denk je al gauw dat je niemand nodig hebt. Of hoor je bij die andere categorie? Hoor je bij die mensen die eigenlijk bang zijn van geld en groot bezit? Omdat je weet dat je door goud en goed de hulp van de Heere in je leven steeds minder nodig hebt, kunt missen?

Salomo was echt rijk! Wij hebben aan die man veel spreuken te danken. Raakte je ooit jaloers op het geld en goud van Salomo? Wat zei hij er zelf eigenlijk van? ”Het is beter wijsheid te krijgen, dan uitgegraven goud” (Spreuken 16:16). God vroeg: Wat wil je hebben? Salomo antwoordde: Geeft U mij alstublieft ”een wijs en verstandig hart” Dat was de goede keus. En toen zei de Heere: ”Zelfs ook wat gij niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven, beide rijkdom en eer; dat niemand onder de koningen al uw dagen u gelijk zal zijn” (1 Koningen 3:5,12,13).

David gebruikte de uitdrukking ”uitgegraven geluwen goud” (Psalm 68:14). Dat begrip ”geluwen” is van huis uit een Vlaams woord. Het betekent: geel. Salomo sprak over ”uitgegraven goud”. Dat zou er op kunnen duiden dat goud uit de aarde komt. Uit goudaders in gesteenten en gebergten. Als stofgoud uit het water: beken en rivieren. Of duidt dat woord uitgegraven op het pure karakter van het goud? Hoe dan ook: het gaat om schitterend, glanzend, zuiver goud, waar niets tegen op kan. ”Jawel”, zei Salomo. ”Wijsheid is beter!”

Wat bedoelde de koning met wijsheid? Dat is meer dan kennis. Je kunt een universitaire opleiding hebben. Je kunt een proefschrift verdedigen en doctor worden in de een of andere wetenschap. Ben je dan per definitie wijs? Nee! Wijsheid is inzicht. Zodat je weet hoe je in bepaalde praktische situaties moet handelen. Dat ook. Maar de wijsheid die Salomo bedoelt, is de verlichting door God, de Heilige Geest. Zodat je niet blijft hangen in het schema van het aardse, wereldse denken.

Wat heeft je voorkeur? Wijsheid van God? Of geld? Heb je goud? Of heeft het jou?

-

Woensdag 18 juli

Verbeter de kerk, maar begin bij jezelf! {Klaagliederen 4 vers 1 tot 11#http://www.statenvertaling.net/bijbel/klaa/4.html} ”Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd!”

Wat een toestand! Jeruzalem was verwoest door Babyloniërs. De Jeruzalemmers hadden geweigerd gevolg te geven aan de oproep tot berouw van Jeremia (2 Kronieken 36:12). Tenslotte had Nebukadnezar de tempel en de huizen van de rijke en machtige mensen in de fik gestoken (2 Koningen 25:9). Dus die verwoesting van Jeruzalem was eigen schuld. Maar toch had de godvrezende auteur van het bijbelboek Klaagliederen veel verdriet. Met droefheid en verwondering vroeg hij: ”Hoe is het goud zo verdonkerd?” (Klaagliederen 4:1)

De vroeger zo welvarende stad was in smaad en ellende terecht gekomen. Maar dat niet alleen: de tempel lag in puin. Koning Hizkia had het tempelgoud verkwanseld (2 Koningen 18:16). Toen er sprake was van een vijandige aanval. Toch was de tempel spreekwoordelijk de plek waar goud te vinden viel. Zo had Salomo hem gemaakt. Hij overtrok ”het huis van binnen met gesloten goud” (1 Koningen 6:21). Al dat mooie materiaal was nu bedorven. Het goud was verdonkerd. Bestoven met het stof van puin. Weggehaald door vijandige heidenen.

Het ging niet alleen fout met het tempelgoud. De dichter vergeleek ”de kostelijke kinderen van Sion” ook met goud (Klaagliederen 4:2). Dat betrof de elite van het volk. Calvijn vertaalt die tekst zo dat die mensen ”met goud omhuld” waren. Zij leefden als chique mensen. Zij behoorden normaal gesproken eer, waardigheid uit te stralen. Zij moesten het voorbeeld geven in de samenleving. Zelfs zij –”tegen fijn goud geschat”– waren niet beter meer dan een aarden kruik. Je gooit de kruik in ’n hoek, trapt er tegen en ze breekt in stukken. Waardeloos.

Valt er nog goud te vinden? Je begrijpt wel wat ik bedoel. Hoe ziet de kerk er uit? Hoe is het met de prediking? Worden er mensen bekeerd? ”Nou”, zeg je: ”Het is bij ons niet zo erg als in dat afgodische en daarom dus gestrafte Jeruzalem hoor!” Dat zou ik niet graag beweren. Maar toch: op Cuba en in China groeien de christelijke gemeenten als kool. En in West-Europa lopen de kerken leeg. Hoewel het aan de buitenkant nog heel wat lijkt. Laodicéa had ook prachtige kerken, met een rijke uitstraling (Openbaring 3:17). Er is nu echter alleen nog maar een ruïne.

O, dus genoeg hebben aan klagen over de kerk? Nee! Verbeter de kerk, maar begin bij jezelf.

-

Vrijdag 20 juli

Je kunt beter eerlijk arm zijn, dan oneerlijk rijk. {Jakobus 5 vers 1 tot 11#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jako/5.html} ”Uw goud en zilver is verroest.”

Je kijkt af en toe misschien naar die antieke, gouden trouwring van je overleden grootmoeder. Nog tijdens haar leven gaf die oude vrouw haar ring door aan het nageslacht. Je poetst af en toe een beetje. Prachtig is die ring nog! ”Kan goud verroesten? Kom nou!”, zeg je. ”Goud is een edelmetaal. Dat wordt nauwelijks door oxidatie aangetast. Edelmetalen zoals platina en goud blijven altijd mooi. Daarom worden ze gebruikt voor sieraden.” Dat klopt. En toch schreef Jakobus: ”Uw goud en zilver is verroest” (Jakobus 5:3).

Wat bedoelde Jakobus dan? Hij begon bepaalde rijken te veroordelen. ”Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden” (Jakobus 5:2). Ja, kijk, dat herken je wel. Gaatjes in de kleren die in de kast hangen of lagen. Dat de motten je kleding opeten, valt te begrijpen. Nachtvlindertjes, die zich af en toe ook tegoed doen aan voedsel of dierlijke resten. Dat je rijkdom verrot, nou ja. Houtworm tast woningen, gebouwen aan. Maar je zegt: ”Goud dat roestig wordt? Dat kan toch niet?” Ja! Toch!

Je kunt niets met goud, als God je gaat oordelen. Schuld aan God valt niet met goud te betalen. Kijk naar die rijke man in de gelijkenis. Hij stierf. Toen deed hij z’n ogen open in de hel (Lukas 16:23). ”Er is voor rijke mensen reden om te huilen” schreef Jakobus. ”Wat jullie wacht straf en ellende.” Niet als je –zoals Salomo (1 Koningen 3:13)– je rijkdom eerlijk van God kreeg (Spreuken 10:22). Maar ellende wacht je als je niet eerlijk aan je rijkdom kwam. Als je de werklui kortte op hun loon (Jakobus 5:4). Als je sociaal onrecht in de hand werkte. Als je je eigen bezit liever liet verrotten dan het aan armen te geven.

Misschien krijg jij, net als ik, af en toe ook post van de loterij. Je denkt: ”Sjonge, ’t zou toch makkelijk zijn als ik de jackpot won.” Dan krijg een lekker, lui leventje.” Maar wat vroeg Agur aan de Heere? ”Armoede of rijkdom geef mij niet” (Spreuken 30:8). En wat deed Christus? Hij werd arm voor zondaren (2 Korinthe 8:9). Wat is dan jouw en mijn roeping? Laat je goud niet verroesten. Gebruik het ten dienste van je behoeftige medemens. En wees liever eerlijk arm, dan oneerlijk rijk.

----

Zaterdag 21 juli

Eén keer zal blijken of het echt is! {1 Korinthe 3 vers 1 tot 15#http://www.statenvertaling.net/bijbel/1kor/3.html} ”En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen; eens ieders werk zal openbaar worden.”

Die Korinthiërs waren geen makkelijke jongens. Eigenlijk was die Griekse stad Korinthe in Paulus tijd een kolonie. Zo’n kolonie werd vooral bevolkt door Romeinse vrijgelatenen, voormalige slaven. Individualisten die een beetje bijsturing nodig hadden. En Korinthe was bovendien een havenstad. Dat had aantrekkingskracht op een internationale mengelmoes van avonturiers: kooplui, havenwerkers, slaven. Dus de sociale tegenstellingen in de stad waren groot. In de christelijke gemeente was daar ook wel iets van te merken (1 Korinthe 11:21).

De apostel Paulus had heel wat te stellen met die christenen in Korinthe. Hij had bericht gekregen via een zekere Chloë, of zijn huisgezin (1 Korinthe 1:11), over misstanden en tweedracht in de gemeente. De één volgde dominee Apollos (1 Korinthe 3:4). ”Die kan toch net wat mooier preken.” De ander zei: ”Geef mij de apostel Paulus maar. Die is eigenlijk wel wat rechtzinniger in de leer.” Terwijl het eigenlijk allemaal onzin was. En daarom schreef Paulus: Het gaat niet om ons, maar om God. Wij zijn slechts medewerkers (1 Korinthe 3:7,9).

Ter verduidelijking vergeleek de apostel de christelijke gemeente met een bouwwerk. Zo’n gebouw heeft een fundament. Anders stort het in. Paulus had het gelegd. Door Christus te verkondigen als enig behoud voor mens en wereld. Het ging niet om Paulus. Het ging niet om Apollos. Alleen Christus is belangrijk. Hij is het unieke fundament. Alle leer in de gemeente moest gericht zijn op het afzien van menselijk doen en laten. De Korinthiërs moesten het vlees leren kruisigen (1 Korinthe 5:7). Prediking en onderricht moesten volledig het stempel van Christus dragen.

Straks zal ieders werk openbaar worden, schreef Paulus (1 Korinthe 3:13). Dat gebeurt als God komt met het vuur van Zijn gericht komt. De goede woorden die de christenen in Korinthe van Paulus hebben gehoord, gezonde leer van liefde en geloof in Jezus Christus (2 Timothéüs 1:12), het fundament, kunnen als goud en zilver het vuur doorstaan. Zo is het nog altijd. Maar de franje, menselijke vondsten, onnodige tweedracht, onenigheid over menselijke bedenksels die niet in de Bijbel vallen terug te vinden, verbranden als hout of hooi.

De gemeente waar jij bij hoort bestaat niet uit vroegere slaven. Maar het individualisme en de onenigheid is in onze cultuur springlevend. Wat is het belangrijk om op dat éne Fundament te bouwen. Zoals Paulus.


-

Zondag 15 juli

God vergeet ook jouw beloften niet! {2 Samuel 21 vers 1 tot 7#http://www.statenvertaling.net/bijbel/2sam/21.html} ”Het is ons niet te doen om zilver en goud met Saul en met zijn huis.”

Jozua had Jericho ingenomen (Hebreeën 11:30). En Ai (Jozua 8:28). Daar lag nog een stad in de buurt: Gibeon. De Gibeonieten dachten: ”Jozua en Israël zullen ons straks ook een kopje kleiner willen maken. Zover laten wij het niet komen. Wij verzinnen een list!” Ze deden alsof ze van ver kwamen (Jozua 9:5,12). Ze zagen kans vrede te sluiten. Want Jozua en Israël vergaten de Heere te vragen of Hij dat goed vond. Toen Jozua achter de waarheid kwam, vervloekte hij de Gibeonieten. Jozua en Israël hadden ondertussen wel beloofd hen niet te doden.

Zo’n dikke tweehonderd jaar later eiste Israël een koning (1 Samuël 8:10). Wat deed koning Saul? Hij probeerde de Gibeonieten toch te doden (2 Samuël 21:2). Dat is stellig gebeurd. Hoewel je het niet direct terugvindt in de Bijbel. Of lieten er soms Gibeonieten het leven bij de priestermoord in Nob (1 Samuël 22:19)? In Nob stond in de tijd van Saul de tabernakel. Er was voor de offers en ceremoniën heel wat brandhout en water nodig. En de Gibeonieten waren immers houthakkers en waterputters bij de tabernakel (Jozua 9:23).

Saul was begraven (2 Samuël 2:4). David was koning. Er heerste hongersnood in Israël. Dat is, zei de HEERE, omdat Saul Gibeonieten heeft gedood. Hij had het verbond van Jozua met die mannen (Jozua 9:15) geschonden. David vroeg de Gibeonieten: Hoe kan ik dat goed maken? ”Het gaat ons niet om zilver en goud van Saul hoor”, zeiden die Gibeonieten (2 Samuël 21:3,4). ”Wij willen zeven mannen van zijn zonen doden. Ophangen.” Dat klinkt erg wreed. Maar moord mocht in Israël nu eenmaal niet worden afgekocht met geld (Numeri 35:31).

De Gibeonieten konden zich financieel verrijken. Maar ze vroegen geen goud. Hun antwoord aan David was dat Gods recht vervuld moest worden. Sauls nageslacht werd ”voor de HEERE” opgehangen (2 Samuël 21:6). Zulke strenge straffen begeren wij niet meer in onze ‘humane’ cultuur. Anderzijds: Je zou maar bij die Gibeonieten behoren. En koning Saul zou je vader zomaar doden. Het lijkt erop dat de Gibeonieten Gods recht belangrijker vonden dan goud. Wat vind jij?

God straft mensen die ooit gedane beloften braken. Wat beloofden jij en ik in ons leven allemaal aan God? Je ziet in deze geschiedenis dat God niets vergeet. Ook jouw beloften niet.