-

Maandag 12 november Prediker 2:1-13 Alles op tijd

De Prediker spreekt hier over de dingen die gebeuren in deze tijd. Hij noemt veertien tegenstellingen: geboren worden en sterven; planten en uitroeien; doden en genezen; afbreken en bouwen; wenen en lachen; kermen en opspringen; wegwerpen en vergaderen; omhelzen en niet omhelzen; zoeken en verloren laten gaan; bewaren en wegwerpen; scheuren en toenaaien; zwijgen en spreken; liefhebben en haten; oorlog en vrede. Al deze dingen hebben een bestemde tijd, een door God bepaalde tijd. Er is geen toeval. God heeft bestemd wát er gebeurt en wannéér het gebeurt.

De Prediker spreekt ook over ons voornemen: onze wil, ons verlangen, onze begeerte. Ook dat heeft zijn tijd. Dat voornemen wordt door de Heere bestuurd. God is niet afhankelijk van de mens, maar de mens is afhankelijk van God. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat God de zonde werkt. Hij bestuurt de zonde wel, maar werkt de zonde niet.

Sálomo is zo verwonderd! Hij zegt in vers 14: ‘Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd.’ Voor ons komen de dingen lang niet altijd op de goede tijd. Maar de Prediker ziet Gods daden als een kunstwerk. Wij kijken tegen de achterkant van het borduurwerk aan. Maar de Prediker mag geloven dat alles uitloopt op de verheerlijking van God. Hij heeft God lief. Hij doet niet mee met al die mensen die mopperen over Gods bestuur. En jij?

-

Woensdag 14 november Prediker 3:1-14 God voert Zijn plan uit

De Prediker spreekt over ‘wat God doet’. Dat is de uitvoering van Zijn besluit. Hij ziet dat God bezig is om Zijn raad te volvoeren. Heb jij zo de krant al leren lezen? Wat God doet is wijs, rechtvaardig, goed en wonderlijk. Het zal ook in der eeuwigheid zijn. Wat wij doen is niet in der eeuwigheid. Dat geldt van ons werk in het natuurlijke leven: planten, bouwen enzovoort. Dat geldt ook van onze werken op godsdienstig gebied. Wat God doet, daar is niet toe te doen, noch is er af te doen. Als iemand dat zou kunnen, dan zou hij machtiger zijn dan God. Dit is een vernederende boodschap voor de mens. De Prediker zegt: ‘Ik weet dat.’ Hij weet het uit de Schrift. Hij weet het uit persoonlijk onderwijs dat de Heere hem gaf. En het is tot zijn troost.

Velen maken hier misbruik van. Ze zeggen: ‘Als het zo ligt, dan maakt het niet meer uit wat ik doe.’ Is het de bedoeling van de Prediker om een mens zorgeloos, biddeloos en onverschillig te maken? Juist niet. Hij zegt: ‘En God doet dat opdat men vreze voor Zijn aangezicht.’ Als mensen Gods raad zouden kunnen veranderen, zouden wij de mensen vrezen. Wij moeten echter niet het schepsel vrezen, maar de Schepper. Lees de prachtige kanttekening eens bij deze tekst. Ken jij die kinderlijke vreze?

-

Vrijdag 16 november Prediker 4 Haat scheidt, liefde bindt

Een snoer legt een verbinding. Het snoer is een mooi beeld voor onderlinge vriendschap en liefde. Haat scheidt, maar liefde bindt. Vandaar dat deze tekst nogal eens als trouwtekst wordt genomen.

Hier is sprake van een drievoudig snoer. Een drievoudig snoer bestaat uit drie strengen die strak ineengevlochten zijn. Drie is meer dan twee. Man en vrouw vormen een tweevoudig snoer. Zij dienen zo ineengestrengeld te zijn dat er niets tussen kan komen. Maar een drievoudig snoer is sterker. Niet dat er een derde in het spel mag zijn, maar dit geldt als man en vrouw aan elkaar in de Heere verbonden mogen zijn. Deze spreuk is ook van toepassing op het gezinsleven. Een drievoudig snoer is sterk, als er onderlinge liefde mag zijn tussen man, vrouw en kinderen, als er geen onderlinge verwijdering is. Deze spreuk is ook van toepassing op het kerkelijk leven. Wat is het groot als een echtpaar, kinderen en de liefde tot de dienst des Heeren ineengevlochten mogen zijn. Deze spreuk is ook van toepassing op het maatschappelijk leven, als er een sterke band mag zijn tussen gezin, school en kerk. Het aantal voorbeelden is natuurlijk uit te breiden.

Dit snoer wordt niet spoedig gebroken. Zo is het met de drievoudige liefdessnoeren. Hoe sterk een snoer is, blijkt pas als eraan getrokken wordt. Reken erop dat de tweevoudige snoeren maar heel weinig kunnen verdragen.

----

Zaterdag 17 november Prediker 6 De echte wijsheid

De Prediker spreekt over wijsheid en geld. Er is een grote overeenkomst tussen beide, maar ook een heel groot verschil.

De wijsheid is tot een schaduw. In ons spraakgebruik heeft het woordje ‘schaduw’ vaak een negatieve betekenis. Als we zeggen: er ligt een schaduw overheen, dan bedoelen we dat de glans eraf is. In de taal van de Schrift heeft schaduw soms juist een positieve betekenis. Voor de oosterling is schaduw iets begeerlijks. Zo is de wijsheid tot een schaduw. Het is als een verkwikkende schaduw als iemand met wijsheid bedeeld mag zijn. Ook het geld is tot een schaduw. Het is een verademing als iemand in zijn behoeften kan voorzien. Nijpende armoede is als een brandende zon.

Toch is er een verschil. De wetenschap is veel uitnemender dan het geld. De wijsheid geeft haar bezitters het leven. De wetenschap is de beoefening van de wijsheid. Welke wijsheid geeft haar bezitters het leven? Natuurlijk niet de verstandelijke wijsheid. Het gaat hier over de ware wijsheid, die geleerd wordt van de opperste Wijsheid. Die wijsheid heeft de belofte van het tegenwoordige en het toekomende leven. Wat is het dwaas als een mens meer naar geld verlangt dan naar die wetenschap. Die wijsheid krijgt de hoogste waarde voor dwazen in zichzelf.


-

Zondag 11 november Prediker 1 Alles is ijdelheid

De komende twee weken hopen we stil te staan bij het boek Prediker. Wij houden Sálomo voor de schrijver. Waarschijnlijk heeft hij het geschreven in zijn ouderdom. In dit tweede vers vinden wij het thema van zijn boekje: IJdelheid der ijdelheden. Dit woord komt wel 37 keer voor in de twaalf hoofdstukken. De letterlijke betekenis is: ademtocht, zuchtje wind. Als het koud is buiten en je blaast de adem uit, zie je heel even een wolkje. Figuurlijk betekent ijdelheid: vergankelijkheid. IJdelheid der ijdelheden is de hoogste vorm van vergankelijkheid.

Alles wat onder de zon is, wordt door de Prediker ijdelheid genoemd. De jonkheid is ijdelheid. De jeugd is ijdelheid. Het zwoegen van de mens is ijdelheid. Heel het leven met al zijn blijdschap en droefheid – het is al ijdelheid. Jakobus schrijft: ‘Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt.’ Waarom zegt de Prediker dit? Is het om de mens moedeloos of wanhopig te maken? Nee, juist niet. Hiertegenover laat de Prediker juist zien wat géén ijdelheid is: de vreze des Heeren. Die is blijvend! Die betaamt alle mensen.

De Prediker was wijs. Heb je ook iets van die hemelse wijsheid ontvangen? Dan verliest de wereld zijn glans. Dan krijgen de dingen van Gods Koninkrijk de hoogste waarde voor je. Vraag of de Heere daarvoor je ogen wil openen.