-
Maandag 11 juni
Zelfs in je ondergoed ben je al naakt! {Markus 14 vers 43 tot 52# http://www.statenvertaling.net/bijbel/marc/14.html} ”En hij, het lijnwaad verlatende, is naakt van hen gevloden.”
De Heere Jezus trok met zijn discipelen naar Gethsemané. Er kwam een troep mensen, met zwaarden en stokken gewapend. De godsdienstige leiders van het volk hadden hen bevolen Jezus gevangen te nemen (Markus 14:43). Zijn discipelen sloegen op de vlucht. Toch volgde een jongeman Christus. Maar ook hij dreigde gearresteerd te worden. Hij droeg ”een lijnwaad over het naakte lijf” (Markus 14:51). Maar hij kon ontsnappen door dat kledingstuk van zich af te laten glijden en achter te laten. Toen is hij ”naakt van hen gevlucht” (Markus 14:52).
Die jongeman was waarschijnlijk niet net zo naakt, als Adam voor de zondeval, totaal zonder één enkel kledingstuk. Het Griekse woord dat in het Nederlands door naakt vertaald is, kan ook betekenen: ongekleed. Wie op die manier naakt was, droeg nog wel z’n ondergoed. Je komt dat ‘naakt’ ook nog een keer tegen in de Bijbel, nadat Jezus is opgestaan. De discipelen gingen vissen in de zee van Tiberias (Johannes 21:1). Zij ontdekten dat de Heere Jezus aan de oever stond. Petrus knoopte z’n opperkleed om –”want hij was naakt” (Johannes 21:7)–, sprong overboord en ging naar Hem toe. Een opperkleed doe je aan over je onderkleding.
Het woord naakt betekent in de Bijbel niet slechts dat iemand volstrekt in z’n blootje bezig is. Elifaz beschuldigde Job: Je hebt ”de klederen van de naakten uitgetrokken” (Job 22:6). In zo’n situatie kan naakt natuurlijk niet betekenen dat iemand helemaal niets meer aan heeft. Want als iemand geen enkel kledingstuk meer draagt, valt dat ook niet uit te trekken. Naakt wil hier zeggen: schamel, sjofel, armoedig, haveloos. Iemand die naakt is, blijkt vaak karig, dus nauwelijks gekleed. En Elifaz zei tegen Job: zelfs van dat weinige beroof je de arme mensen nog. Het woord heeft iets van onbedekt zijn, onbeschermd, zonder bovenkleed.
Zelfs in je ondergoed was je volgens de Bijbel al naakt. Kennelijk was dat een schande. Iets om je voor te schamen. Daarom heette het naakt. Iedereen in West-Europa deelde eeuwenlang die mening. Wat vind jij? Beetje raar? Ouderwets? Wil je het graag vrijer? Of denk je af en toe nog aan Eva en Adam. God Zelf maakte voor hen kleding van dierenhuiden (Genesis 2:21). Dat herinnerde hen voortdurend aan hun zonde. Veel mensen willen daar liever niet aan herinnerd worden.
-
Woensdag 13 juni
God is alwetend. {Hebreeën 4 vers 11 tot 16#http://www.statenvertaling.net/bijbel/hebr/4.html} ”Alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Degene, met Wie wij te doen hebben.”
Ook aan jou liet God het Evangelie verkondigen. Blijf niet achter, net als vroeger het volk Israël (Hebreeën 4:1,2). Je moet je benaarstigen, er met ijver naar streven om in de rust te gaan (Hebreeën 4:11). Die rust betreft niet, zoals voor Israël, het land Kanaän. Het gaat over de hemelse rust na dit leven. Waar geen ongeloof en geen zonde meer bestaan. Maar waar God en Christus alles is (Kolossenzen 3:11).
Span je in! Laat Gods Woord zijn werk doen. Het is levend en krachtiger dan een scherp zwaard. Het is machtig Gods vijanden –ook jou en mij– te verslaan. Het is tweesnijdend. Het wil ons overtuigen van onze zonden en verdiende straf. Maar het kan ook die zonde en de kwade begeerten in jou en mij doden. Zodat wij voor God en Christus willen leven. Dat gebeurde tijdens het Pinksterfeest na de preek van Petrus (Handelingen 2:37,38).
Wat God laat verkondigen, doet Hij. Hij nodigt. Maar als hij dreigt, komt er straf. Niemand blijft ongestraft, als hij Gods Woord versmaadt (Spreuken 15:32). Gods Woord heeft een vrijspraak of vonnis voor iedereen (2 Korinthe 2:16).
God kent ieder mens. Hij weegt jouw en mijn verzet tegen Hem. ”Alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Degene, met Wie wij te doen hebben” (Hebreeën 4:13). Alles ligt open voor God. Dat wil zeggen: niets dat is geschapen, geen schepsel is onzichtbaar voor Hem. Ook niet, als je probeert de katjes in het donker te knijpen. God weet het! De schepping is sedert de vreselijke zondeval in het Paradijs immers een zondige chaos.
Alle dingen zijn naakt voor Gods ogen. Dat woord naakt beteken hier echt: onbedekt. Niets van dat alles is ingepakt. Alle dingen liggen open en bloot in het heldere licht van Gods alwetendheid. Alle dingen zijn naakt en geopend voor God. Dat woord ”geopend” heeft een relatie met de offerdienst. Daarbij werd de hals van het offerdier zo geopend, dat van alle inwendige organen precies viel vast te stellen, of ze rein en gaaf waren.
Met die alwetende God staan jij en ik in rekening. Hij eist rekenschap van ons doen en laten. Zal het zwaard van Gods Woord ons tijdens ons leven vellen? Of laten wij de slag pas komen als het te laat is?
-
Vrijdag 15 juni
Vergeet de arme mensen niet! {Jakobus 2 vers 14 tot 26#http://www.statenvertaling.net/bijbel/jako/2.html} ”Indien er nu een broeder of zuster naakt zou zijn, en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel… en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat?
Luther had moeite met het erkennen van Jakobus’ brief. Hij sprak van een ”strooien brief”. Waarschijnlijk, omdat er in stro geen voedsel zit. Jakobus schreef: ”Ziet gij dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof” (Jakobus 2:24). Terwijl Paulus zei ”dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet” (Romeinen 3:28). Vormt Jakobus’ onderwijs inderdaad een tegenstelling met dat van Paulus? Had Luther gelijk?
Wie de Heere van harte vreest, weet dat Paulus en Jakobus elkaar niet tegenspraken. Ze vulden elkaar juist prachtig aan. Paulus had helemaal gelijk: Goede werken, of de strikte onderhouding van de wet hebben voor God geen enkele verdienste. Op die manier kun je de hemel echt niet verdienen. Je komt er alleen door een waar geloof in Jezus Christus. Maar Jakobus had ook gelijk: Als dat geloof waarover Paulus sprak geen handen en voeten krijgt in goede werken, deugt het niet.
Wat dan te doen, als er een broeder of zuster, een medekerkganger, naakt is of honger lijdt? Helpen! Naakt wil hier natuurlijk niet zeggen dat iemand zonder enig kledingstuk is. Het woord duidt er op dat iemand, dat lid van je kerk, schamel, sjofel, armoedig, of mogelijk haveloos is gekleed. Je moet trouwens die hulp niet beperken tot mensen van je eigen gemeente. De apostel Paulus had immers al aangespoord om je niet te beperken tot ”de huisgenoten des geloofs”. Nee, zei hij: ”Laat ons goed doen aan allen (Galaten 6:10).
Als je zo’n broeder of zuster niet helpt, vroeg Jakobus: ”Wat nuttigheid is dat?” Dan heb je hooguit met woorden lief, maar niet met de daad. Dan is je geloof dood (Jakobus 2:17). Het was overigens niet zo best dat Jakobus en Paulus moesten aansporen om mensen in nood te helpen. God had gezegd dat er in Israël geen bedelaar mocht zijn (Deuteronomium 15:4). Maar dat waren veel Joden vergeten. Denk aan Petrus. Hij ontmoette bij de ingang van de tempel een kreupele. Die zat te bedelen. Totdat hij genezen werd (Handelingen 3:6).
Wat is dat eigenlijk een opgave! Als jij twee jassen hebt, geef er dan maar één aan je ‘naakte’ naaste (Lukas 3:11). Blijf overigens niet steken in de goede werken. Want dan krijgt Luther gelijk. En dan vergeet je Paulus.
----
Zaterdag 16 juni
Pas op voor zelfbedrog! {Openbaring 3 vers 14 tot 22#http://www.statenvertaling.net/bijbel/open/3.html} ”Gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb aan geen ding gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.”
Je mag de ernst van de economische crisis niet bagatelliseren. Maar vergeleken bij zieke en hongerlijdende mensen in de Derde Wereld hebben wij het in maatschappelijk opzicht nog goed. Net als de mensen uit Laodicéa in hun tijd. De kerk van Laodicéa is eigenlijk een heel herkenbare gemeente. ”Rijk, verrijkt geworden, aan geen ding gebrek” (Openbaring 3:17). De categorie van die zelfgenoegzame, gladde, zelfvoldane christenen is nog niet uitgestorven. ”Wij zijn echt gelovig hoor! Rechtzinnig! Trouw! We geven geld aan de arme mensen!”
Laodicéa was rijk. Er stond een medische faculteit. Johannes schreef over blindheid en ogenzalf (Openbaring 3:18). De mensen begrepen waarover het ging. Er was textielindustrie. Dat was om de naaktheid (Openbaring 3:17) te bedekken. Er was een bank waar je je spaarcentjes kon brengen. Het ging veel christenen voor de wind. Zij deelden in de welvaart. Maar de Heere vraagt aan iedere christen: ”Ken jij jezelf als iemand die van zichzelf niets heeft?” (Job 8:9). ”Is het elke dag een wonder dat je uit genade mag leven?” (Jakobus 4:15).
De Heere waarschuwt de kerk van Laodicéa. ”Jullie zijn er ellendig aan toe.” Dat duidt op verachting en slavernij. ”Je bent jammerlijk.” Jullie zijn te beklagen. ”Niet rijk, maar arm zijn jullie”. Als je met je welvaren en zelfvoldaanheid denkt het Koninkrijk van God binnen te gaan, heb je het mis. Dat is tekort (Matthéüs 5:20). ”De leden van de kerk van Laodicéa zijn blind.” Je hebt geen oog voor je eigen zonden (Jeremia 3:13). Koester geen hoop op eeuwig leven, want je hebt geen oog voor Christus (Johannes 17:3).
Tenslotte, gemeente van Laodicéa, je bent naakt! Ze hadden mooie kleren hoor. Daar zat het niet op vast. Maar ze konden niet zingen met David: ”Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is” (Psalm 32:1). Ook op een andere plaats schreef Johannes over naaktheid als symbool van zonde. En over schaamte. De Heere Jezus zei: ”Zie, ik kom als een dief.” Johannes schreef: ”Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie” (Openbaring 16:15). Wie naakt is, blijft schuldig. Naaktheid duidt op geestelijke armoede.
De brief aan Laodicéa vormt één grote waarschuwing: Pas op voor zelfbedrog! Kijk niet eerst naar een ander. Kijk naar jezelf.
-
Zondag 10 juni
God Zelf maakte kleren voor Adam. {Genesis 3 vers 1 tot 10#http://www.statenvertaling.net/bijbel/gene/3.html} ”En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.”
Adam zondigde. Hij at van de verboden vrucht. Hij verborg zich voor God, toen hij Zijn stem hoorde. Hij vreesde. Hij zei niet ronduit: ”Ik moet sterven. Ik ben schuldig”. Zo was het (Genesis 2:17). Maar hij zei: ”Ik heb geen kleren aan en hoorde Uw stem. Dus ik kroop weg.” Dat waren helemaal geen argumenten. Want voor de zondeval was Adam ook naakt. En toen sprak de Heere ook al met hem. In feite was hij bang, omdat hij wist dat de Heere hem ging confronteren met zijn schuld. Ben jij ook zo sluw? En ik? Probeer je ook stiekem en slinks de waarheid te omzeilen, terwijl je weet dat je schuldig bent?
Was er reden voor Adam om te vrezen, om bang te zijn? Vaak vergelijkt de Bijbel de stem van de Heere met de donder in het onweer. Toen God David weer eens had verlost uit de handen van Saul, zong hij: ”De HEERE donderde van de hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem” (2 Samuël 22:14). En bij de afkondiging van de Tien Geboden op de berg Sinaï ging Gods spreken ook gepaard met donder en bliksem (Exodus 19:16,19). Maar toen Elia God hoorde spreken was er sprake van een zachte stilte (1 Koningen 19:12,13). Zó hoorden Eva en Adam de stem van God ”aan de wind des daags” (Genesis 3:8).
Dus z’n naaktheid was niet echt reden voor Adam om vrees te koesteren. Evenmin niet het geweld van Gods donder. De enige reden waarom Adam bang moest zijn, was zijn zonde. Schuld tegenover God. En hij wás bang. Zijn angst sproot eigenlijk voort uit het innerlijk besef dat hij als schuldig mens voor God niet kon bestaan. Gelukkig! Wat is het –nog altijd– een voorrecht als je een sprekend geweten hebt. Als je beseft dat een Ander je doen en laten beoordeelt.
Veel mensen schaamden zich in de loop van de historie niet Adam naakt te schilderen. Je kunt je moeilijk voorstellen dat Adam het daar zelf mee eens geweest zou zijn. Want hij bleef niet naakt. God Zelf maakte voor Eva en Adam kleding van dierenhuiden (Genesis 2:21). Dat herinnerde hen voortdurend aan hun zonde. Als je liever half naakt loopt, doe je dus alsof er geen zonde bestaat. Heeft de Heere het zo bedoeld?