-
Maandag 2 april
”Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk” Romeinen 3:19-28 ”Christus Jezus… Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening.”
Verzoening? Hoezo? God schiep de mens toch naar Zijn eigen beeld? Goed! (Genesis 1:26, 31). Ja, maar Eva en Adam waren God ongehoorzaam. Zij luisterden naar de slang en de duivel. Zij aten verboden vrucht (Genesis 3:4,6). Zij gedroegen zich goddeloos (Romeinen 1:18). Zo haalden zij Gods toorn over zich heen. De dood! (Genesis 2:17). Goddeloze mensen hebben geen vrede (Jesaja 48:22). Die onvrede kan maar op één manier worden bijgelegd. Door Jezus Christus, Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening” (Romeinen 3:25).
Toen Paulus het woord verzoening gebruikte, bedoelde hij dat de verhouding tussen God en alle mensen –ook het nageslacht van Adam en Eva– door de zonde zeer diep is verstoord. Van ons, mensen, geldt, schreef de apostel, dat wij van nature ongehoorzaam en onwijs zijn. Wij dienen eigen genot, lusten, verleidingen. Het is zo erg, dat wij God en elkaar haten (Titus 3:3).
Paulus gebruikte in de proclamatie van ”Christus Jezus… Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening” (Romeinen 3:25) een woord dat duidt op genadig zijn, iemand vriendelijk stemmen. Alleen door geloof in Christus valt weer vrede bij God te vinden (Romeinen 5:1). Elders typeerde hij ’t middel tot verzoening als rantsoen, (ver)losgeld. Daarmee valt een openstaande rekening, ’n schuld te betalen. Zo gaf de Heere Jezus Zijn ziel tot een rantsoen voor velen (Markus 10:45).
Wanneer vind je dat nou aantrekkelijk? Ja, natuurlijk als het een levende werkelijkheid voor je wordt, dat de toorn van die goede God, die je diep in je hart lief hebt, over je heen gehaald hebt. De dood! (Genesis 2:17). Als je gaat beseffen dat je zelf de openstaande rekening van de zondeschuld aan God niet kan betalen. Dat je iemand nodig hebt die je loskoopt en je zo bevrijdt van het verderf (1 Petrus 1:18).
Paulus schreef aan de christenen in de gemeente te Rome en van alle tijden: Er is genade en verlossing verkrijgbaar bij ”Christus Jezus… Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening” (Romeinen 3:24,25). De apostel begeerde Christus in al Zijn heerlijkheid aan te wijzen, uit te stallen als een geschikte Zaligmaker voor zondaren. Oudtestamentisch gezegd: ”Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk” (Hooglied 5:16). Of leerde je nog nooit je zonden kennen? Dan moet je ook bij Hem zijn. Hij kan je alles leren.
-
Woensdag 4 april
Het middel tot verzoening met God is beschikbaar. 2 Korinthe 5:11-21 ”Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.”
De theoloog Anselmus (1033-1109) besefte dat de relatie tussen God en mens door de schuld van de zonde volslagen is verstoord. Hij schreef een boek met als titel: ”Waarom werd God mens?” Daarin zei hij dat Christus’ kruisdood als plaatsvervangend offer voldoende was om de geschonden verhouding met God (Romeinen 1:32) te herstellen (Romeinen 3:24,25).
Moderne theologen willen daar niks van weten. Op Goede Vrijdag 1959 zei de Nederlander P. Smits over de verzoening: ”Geef mijn portie maar aan Fikkie”. Hij protesteerde tegen de gedachte dat een Ander zijn schuld zou moeten dragen. In 1963 publiceerde de Engelsman John Robinson het boek ”Eerlijk voor God”. Hij zei dat God Zijn Zoon niet strafte in de plaats van zondaren. In 1965 schreef de Duitse theologe Dorothee Sölle het boek ”Plaatsbekleding”. Volgens haar is het niet waar dat Christus ”iets voor ons zou opgeknapt hebben bij God”.
”Ja”, zeg jij, ”maar hoe zit dat dan? God heeft door Christus ”de wereld met Zichzelf verzoend”. (2 Korinthe 5:19). Dus wij gaan allemaal naar de hemel!” Nee! Allereerst: Paulus schreef over ”de wereld”. Na de zondeval lag die schepping onder de vloek (Genesis 3:17). Johannes zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openbaring 21:1). Dat valt niet los te maken van Christus’ offer. Vervolgens: voor jou en mij blijft de cruciale vraag, of wij wedergeboren zijn (Johannes 3:3). Ontvingen jij en ik van God een waar geloof (Eféze 2:8)?
Je zegt: ”Maar Paulus zei dat God ”hun zonden hun niet toerekenende.” Dus dat betreft mensen?” Dat klopt. Maar Paulus gebruikte geen voltooide tijd. Hij hanteerde niet een Grieks woord dat aangaf dat God de hele wereld op dat moment al zonder tegenprestatie in Z’n gunst en genade had hersteld. De apostel schreef dat Christus de zonde had overwonnen. Daardoor kan Hij voortdurend fungeren als het (ver)zoengeld, het (ver)losgeld ter wegneming van de schuld van zondaren. Hij is het middel voor ieder die in Hem gelooft (Johannes 3:15).
Jezus zei ook Zelf: ”Het Brood Gods is Hij, Die uit de hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft” (Johannes 6:33). Maar als alles al ‘voor elkaar’ was, had Paulus niet hoeven schrijven dat God ”het woord der verzoening in ons heeft gelegd” (2 Korinthe 5:19). Dan had hij immers niet meer hoeven evangeliseren.
-
Vrijdag 6 april
Een Voorspraak tot verzoening. 1 Johannes 2:1-6 ”Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.”
Het woord kinderkens, kindertjes, komt wel zeven keer voor in de eerste brief van Johannes. Over wie ging het? Waren dat louter naamchristenen? Mensen die er genoeg aan hadden één of twee keer naar de kerk te komen? Die in de week volgens het schema van de wereld leefden? Dat ligt niet voor de hand. De apostel richtte de brief aan z’n geliefden. Hij noemde ze kinderen Gods (1 Johannes 3:2). Zo zat de Heere Jezus ook met Zijn discipelen aan het avondmaal. Toen zei hij: ”Kinderkens, nog een kleinen tijd ben Ik bij u…” (Johannes 13:33).
De apostel schreef al in zijn Evangelie: ”Zovelen Hem aangenomen hebben” –dat betreft dus Jezus– ”die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden” (Johannes 1:12). Dat is niet zomaar als mensje het eerste levenslicht zien, maar opnieuw, ”uit God geboren” worden (Johannes 1:13). Dat wordt concreet in de geschiedenis van Nicodémus. Die zei: ”Zeg, Rabbi, wij weten…”. Maar de Heere Jezus sneed zijn verhaal abrupt af: ”Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien” (Johannes 3:3).
Tot die opnieuw geboren kinderkens zei Johannes: Als je toch gezondigd hebt, moet je niet wanhopen. Je moet niet aan Gods genade twijfelen. Want ”wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1 Johannes 2:1). Een Voorspraak, dat is iemand die voor een schuldige pleit. Christus is bovendien de Rechtvaardige. Hij Zelf had geen zonde. Zo kan Hij de schuld van schuldigen betalen. De apostel Paulus zei van die Voorspraak: ”Die ook voor ons bidt…” (Romeinen 8:34). De auteur van de Hebreeënbrief schreef: ”Hij kan volkomen zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden” (Hebreeën 7:25).
Christus is ”een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld” (1 Johannes 2:2). Johannes gebruikte voor verzoening een woord dat duidt op: iemand vriendelijk, genadig stemmen. Hij zei niet dat Christus de (ver)losprijs voor alle mensen uit de hele wereld betaalde; dat Hij hen daadwerkelijk allemaal met God verzoende. Maar je moet wel bij Hem zijn om het weer goed te krijgen met de allerhoogste, heilige God. Als je dat door genade mag ervaren, wordt het pas echt een Goede Vrijdag.
----
Zaterdag 7 april
Verzoening voor heidenen; dankzij Joods ongeloof. Romeinen 11:1-15. ”Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?”
De apostel Paulus vernam veel nieuws –goed en kwaad– van de christengemeenten uit verre landen. Paulus’ schreef in zijn brief aan Korinthe dat ”mij dagelijks de zorg van alle gemeenten overvalt” (2 Korinthe 11:28). Zo was er onder de christenen in Rome soms sprake van onenigheid. Er waren christenen lid die oorspronkelijk bij de heidenen hoorden, dus afgodendienaars waren geweest. En christenen uit de Joden. Ze hadden een beetje mot af en toe. Over het onderhouden van ceremoniële wetten en de besnijdenis en zo.
Ruzie in Rome. Paulus hoorde er van. Die onenigheid vormde één van de onderwerpen in de brief die hij schreef aan de christenen in die stad. Kort samengevat: ”Hou op om met ruzie maken. De Joodse Messias is er voor Jood én heiden” (Romeinen 10:4,12). Dus een heiden hoeft niet eerst door allerlei ceremoniën en besnijdenis een halve Jood te worden. Je ziet hoe een twist, soms goed gevolg heeft. Wij danken de Romeinenbrief enigermate aan de schermutselingen in de kerk te Rome.
Paulus vertelde dat God Israël niet had verstoten (Romeinen 11:1). Hoewel Israël weigerde in de Messias te geloven (Romeinen 10:21). Dat is erg. En toch! De verharding van de (Romeinen 11:15) bracht genade mee voor de gojim, voor de volkeren, voor heidenen, zoals jij en ik eigenlijk van geboorte zijn. Israëls weigering in de Messias te geloven, ging gepaard met Gods permissie om heidenen verzoening te verkondigen om Jezus’ wil (Romeinen 11:12).
Was het toen uit met Gods verbond met Israël? Nee! Die verharding, die verwerping van de Messias, schreef Paulus, duurt niet eindeloos. Als ”de volheid der heidenen zal ingegaan zijn” zullen de vroeger afgebroken takken, Joden, weer ingeënt worden in de olijfboom (Romeinen 11:23-25). Dus wees maar niet al te brutaal tegen de Joden, zei Paulus tegen de christenen uit de heidenen (Romeinen 11:18). God heeft ze absoluut niet voorgoed afgeschreven. Al is het zeker waar dat iedereen –of hij nou Jood of heiden is– geloof en wedergeboorte nodig heeft.
Wat een wonder! Toen aan aantal Joden voor het paleis van Pilatus stond te schreeuwen: ”Kruis Hem!” opende dat de weg om het Evangelie aan heidenen te gaan preken. En wat een wonder dat er weer Joden tot geloof in de Messias komen! Het is ”leven uit de doden” (Romeinen 11:15).
-
Zondag 1 april
Zelfs voor iemand die opzettelijk een moord pleegt… Numeri 35:19-31 ”Gij zult geen verzoening nemen voor de ziel van de doodslagers, die schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk gedood worden.”
Verzoening? Voor iemand die volgens een vooraf beraamd plan een moord pleegt? Nee, natuurlijk niet! Toen God na de zondvloed een verbond maakte met Noach, zei Hij al: Wie het bloed van een mens vergiet, zo iemand moet sterven. Omdat hij in zijn naar Gods beeld geschapen naaste eigenlijk God Zelf heeft aangetast (Genesis 9:6). Ook in Israël gold later dat wie met opzet een moord pleegde, de doodstraf kreeg. De bloedwreker, doorgaans een familielid van de vermoorde man of vrouw, was verplicht de dader te doden (Numeri 35:31).
Is het geen vreemde uitdrukking? ”Gij zult geen verzoening nemen…”. Mozes hanteerde met dat woord ”verzoening” een begrip dat ook werd gebruikt voor het loskopen van slaven. Je zou kunnen zeggen: de (ver)losprijs, het losgeld. Maar voor de man of vrouw die opzettelijk iemand had gedood, was die verzoening niet mogelijk. Mohammed dacht daar anders over. Hij vond dat je bloedwraak wel kon afkopen. Volgens de koran, kan iemand, zelfs als er sprake was van moord met voorbedachten rade, dat met geld goed maken. (Sura 2:178,179).
Het kon gebeuren dat iemand de dood vond, omdat zijn buurman onopzettelijk slordig handelde. Die buurman mocht naar één van de zes vrijsteden vluchten (Numeri 35:11). Die stad vormde een beeld van de verzoening door het werk van de komende Messias, de Heere Jezus Christus. Maar het was in Israël verboden om met geld, met steekpenningen of zoiets, een doodstraf af te kopen. De rechter mocht geen boete opleggen om iemand op die manier in plaats van de doodstraf vrijuit te laten gaan. De opzettelijke doodslager moest sterven.
Toch mocht er ooit zo’n moordenaar naar de hemel. Iemand die opzettelijk een moord pleegde? Hij beleed althans zelf: Het is rechtvaardig dat wij, op de heuvel, voor straf aan het kruis hangen (Lukas 23:41). Toen hij z’n zonde beleed en vergeving vroeg, schonk de Heere Jezus hem nog veel meer dan het tijdelijke, maar zelfs het eeuwige leven (Lukas 23:43).
Hoe was dat nou toch mogelijk? Omdat de Heere Jezus Zelf de (ver)losprijs, de schuld van die moordenaar betaalde. ”De Zoon des mensen is gekomen om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen” (Matthéüs 20:28). Ondanks Mozes’ in Gods opdracht geschreven woorden dat een opzettelijke doodslager de doodstraf krijgt. Dat is nou pure genade!