-
Woensdag 15 oktober Hooglied 1:9-2:4 en Johannes 15:5-9 Onmogelijke liefde?!
Ze is geen partij. Althans, dat denkt ze. Daar heeft ze ook alle reden voor. Ze moest op de wijngaarden passen. Maatschappelijk telde ze niet mee.
Wie ziet haar staan? Niemand toch?! Wie ontdekt nou die ene lelie tussen al die andere lelies?
Geestelijk zeggen we dan: We zijn het niet waard. Zondig als we zijn. Er is niemand die God zoekt. Heb je dat bij jezelf al ontdekt?
Maar wat een wonder! De prins in zijn draagkoets heeft haar gezien! Zoals Jezus Zacheüs zag! Hem al kende voordat Zacheüs van Jezus gehoord had. Tegen Israël zegt de HEERE: „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde….”. Door God gekend te zijn! Van eeuwigheid af! Voordat jij en ik ooit naar Hem vroegen!
Weleens over nagedacht: Waarom heeft Hij het op mij gemunt? Er is toch niets in of aan mij waarom Hij mij zou moeten liefhebben? En toch noemt Hij mij „schoon” (mooi!) en „liefelijk”.
„Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft –zo zegt Jezus–, heb Ik ook u liefgehad”. Bij God blijkt werkelijk niets onmogelijk!
-
Vrijdag 17 oktober Hooglied 3:1-5 en Johannes 20:24-29 Gezochte liefde.
Opsporing verzocht! ’t Is echt dringend! Iemand missen die je zo hartstochtelijk lief hebt. Iemand Die tegen je gezegd heeft: „Sta op, Mijn vriendin, mijn Schone, en kom!” ’s Nachts kun je niet slapen. Het tolt in je hoofd. Ik heb Hem laten gaan… Hoe heb ik zo dwaas kunnen zijn! Mijn Liefste!
Zo kun je ook geestelijk wel eens een raadsel voor jezelf zijn. Je weet het, diep in je hart: God heeft mij in Zijn ontzagwekkende genade opgezocht, Zijn liefde aan mij verklaard. Je mocht zien op het volbrachte werk van Christus, die hemelse Bruidegom.
Maar na de wittebroodsweken kwam de sleur. Het Bijbellezen deed je niets meer; je gebedsleven verflauwde. En Hij week! Maar – wonder van genade – Hij liet je niet los. Geef mij Jezus, of ik sterf! Door Zijn liefde ga je Hem weer zoeken. Overal vragen. Je rust niet voor je Hem weer gevonden hebt. „….Hem, Die mijn ziel liefheeft”. En je houdt Hem vast met de bedoeling Hem nooit meer los te laten!
„Toen hoorde God, Hij is mijn liefde waardig!”
-
Zondag 19 oktober Hooglied 5:1-8 en Johannes 21:15-17 Onverdiende liefde.
Hoe is het mogelijk! Samen hebben ze de maaltijd gebruikt in de tuin, haar tuin, die voor Hem Zijn tuin werd. Zó was zij tot haar bestemming gekomen. „‘k Zal Hem nooit vergeten….”
En dan is daar die onverschilligheid. Je geeft geen acht op Zijn hartstochtelijke roepstem. Hoor hoe Hij roept, ook vandaag: „Doe Mij open, laat Mij in”. Je denkt gegronde redenen te hebben om Hem te laten roepen. Je laat Hem kloppen op de deur van je hart. Erg is dat! Herkenbaar?
Menselijkerwijs te laat kom je tot het besef wat je kapot gemaakt hebt. Te laat sta je op. En toch kun je ook niet blijven liggen. Maar o, wat een ervaring: „Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet”. Dat is erg! Zijn liefde vertrapt. En iemand fluistert het je in: Nu komt het nooit meer goed!
Maar weet: Wie zoekt, die vindt! Vindt Hem! Opnieuw! In het gewaad van het Woord en door de kracht van Zijn Geest. Onverdiend. Door Zijn onuitsprekelijke genade!
-
Klik hieronder op de link om het Bijbelrooster in PDF te downloaden en uit te printen.
-
Dinsdag 14 oktober Hooglied 1:1-4 en 1 Johannes 4:16-19 Volmaakte liefde.
’t Wordt op deze aarde eindeloos gezegd: “Ik hou van je”. En als het uit iemands hart komt is het iets prachtigs. Twee mensen die elkaar ontmoeten en het van elkaar weten: Met hem, met haar wil ik mijn leven delen.
In het Hooglied weet een Oosters meisje het zeker: Hij heeft mij volmaakt lief. Er is sprake van “uitnemende liefde”. Altijd weer spannend om je af te vragen: Wie is “zij”? En wie is “Hij”?
Begin maar simpel: Een door de Oosterse zon “zwartachtig” geworden meisje. Haar broers dwingen haar dagelijks op de wijngaarden te passen. Een Oosterse prins ziet haar en wil haar tot zijn bruid maken.
Hier op aarde is liefde tussen mensen nooit volmaakt. Omdat we in het Paradijs Gods liefde vertrapt hebben. Daarom móet er achter deze liefdesgeschiedenis iets, Iemand anders zijn
Hoor Hem spreken: „Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad….” Opdat wij door het geloof gaan zeggen: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft”.