-

Woensdag 21 mei Richteren 3:12-31 Ehud, de man die links was.

In Moab heeft de zwaarlijvige koning Eglon het voor het zeggen. Hij wordt door de Heere gebruikt om het god-loze volk van Israël opnieuw de les van het verbond te leren. Samen met de Ammonieten en Amalekieten trekt hij de Jordaan over en verslaat hij bij de puinhopen van Jericho de legers van Israël. Achttien jaar lang moeten de Israëlieten aan Eglon belasting betalen. Dan is het voor de HEERE genoeg geweest. Hij doet in Israël een nieuwe richter opstaan: Ehud, de man die links was.

Een politieke moordaanslag wordt ons in dit Bijbelgedeelte beschreven. Ehud maakt slim gebruik van zijn linkshandige ‘handicap’ en van de argeloosheid van koning Eglon. Tijdens een geheim privé-ontvangst in de bovenkamer van het ‘paleis’ steekt Ehud zijn scherpe dolk in de dikke buik van de koning. Als pas uren later de moord wordt ontdekt, is Ehud al gevlucht en is hij veilig naar het bergland van Efraïm ontkomen. Hier verzamelt hij de Israëlieten en samen maken zij korte metten met het bezettingsleger van de Moabieten. Er sneuvelen ongeveer tienduizend man. Daarna keert voor tachtig jaar de rust in Israël terug.

-

Vrijdag 23 mei Richteren 4:12-24 Jaël, de vrouw met een tentpin.

Een wolkbreuk doet de negenhonderd strijdwagens van Sisera vastlopen op de hellingen van de berg Tabor. Handig maakt Barak gebruik van de verwarring in het leger van de Kanaänieten. Het hele leger van Sisera wordt tot de laatste man toe verpletterd verslagen.

Sisera zelf weet te ontkomen. Te voet vlucht hij weg van het strijdtoneel en hij komt op adem in de tent van de Keniet Heber.

Daar wordt hij schijnbaar liefdevol verzorgd door Hebers vrouw Jaël. Een bed, een deken en een schaal met melk. Van uitputting valt Sisera daarna in een diepe slaap.

Ongetwijfeld zal Jaël Sisera herkend hebben. Ze kiest partij voor het volk van Israël en voor zijn God. Misschien is ze – net als eerder Rachab – ook zelf wel onder de indruk gekomen van Gods macht en majesteit. Met een tentpin doodt ze Sisera in zijn slaap. Zo komt de generaal van de Kanaänieten aan zijn roemloos einde.

Als het volgende ogenblik Barak voor de tent van Heber staat is hij te laat. Opnieuw heeft de Heere, door de hand van een vrouw, het volk van Israël van de onderdrukking bevrijd. Daarna had het land veertig jaar rust.

-

Zondag 25 mei Richteren 10:1-5 Thola en Jaïr.

Abimelech heeft het land in een grote chaos en ontreddering achtergelaten. Thola en Jaïr worden door de HEERE gebruikt om de rust en de orde te herstellen. Er mag dan weinig over hen geschreven zijn in de Bijbel, ongetwijfeld is hun invloed behoorlijk groot geweest, want maar liefst drieëntwintig en tweeëntwintig jaar hebben zij als richter/rechter hun stempel mogen zetten op het leven van het volk van Israël. Thola en Jaïr leefden in een tijd dat er vrede en geen oorlog was. Als richter/rechter zullen zij zich vooral bezig gehouden hebben met bestuurlijke en rechterlijke zaken. Zo wordt van Thola verteld dat hij zitting hield op het gebergte van Efraïm – in het Noorden van Israël. Jaïr spreekt recht in het Over-Jordaanse gebied. Deze man uit Gilead moet trouwens wel een bijzondere gezaghebbende leider zijn geweest. Hij heeft maar liefst dertig zonen, die op dertig ezelhengsten rijden en dertig nederzettingen bezitten.

Door het geordende bestuur van richters/rechters als Thola en Jaïr krijgt het volk van Israël weer een periode van rust. Het land en het volk kunnen weer opbloeien. Er is hoop en vertrouwen in de toekomst. Maar niet lang. De verleiding voor de natuurgoden van het land Kanaän zal voor de Israëlieten nog steeds onweerstaanbaar blijken te zijn.

----

Maandag 26 mei Richteren 11:28-35 Jefta’s ondoordachte gelofte.

Het eerste wat Jefta doet is gezanten voor diplomatiek overleg sturen naar de koning van de Ammonieten. Deze betwist een stuk grond dat Mozes, na de tocht door de woestijn, in bezit zou hebben genomen. Driehonderd jaar geschiedenis wordt opgerakeld. Helaas levert al dit heen-en-weergepraat niets op.

Dan wordt Jefta gegrepen door de Geest van de HEERE. Want als de koning van Ammon niet wil horen moet hij maar voelen. Jefta en de zijnen bereiden zich voor op het onvermijdelijke gevecht.

Maar geheel onverwacht doet Jefta de HEERE een gelofte: ‘O God, als U…, dan zal ik…’ Zou Jefta er over nagedacht hebben wat de gevolgen zouden kunnen zijn van wat hij de HEERE belooft?

De strijd tegen de Ammonieten breekt los. Jefta brengt hen een verpletterende nederlaag toe en keert als overwinnaar naar zijn huis in Mispa terug. Hij wordt verwelkomd door dansende meisjes van het dorp met voorop zijn eigen dochter. Jefta’s wereld strot in. Hij scheurt zijn kleren en roept uit: ‘Ach mijn kind, dat jij mij deze slag moet toebrengen, dat juist jíj het bent die me in het ongeluk stort!’ Nee, niet zijn dochter, maar Jefta zelf heeft door zijn ondoordachte gelofte zijn enig kind haar geluk ontnomen.


-

Dinsdag 20 mei Richteren 3:5-11 Otniël, de man van Achsa.

Acht lange jaren zucht het volk van Israël onder de drukkende hand van de koning van noordelijk Syrië. De HEERE heeft hen in zijn macht gegeven, omdat de Israëlieten de God van hun vaderen hebben ingeruild voor de vruchtbaarheidsgoden van het land. Bovendien heeft niemand er moeite mee als een Israëlitische jongen trouwt met een Kanaänitisch meisje. Voor de HEERE zijn het gruwelijke dingen. Zijn toorn ontbrandt en het volk Israël heeft acht jaar onderdrukking nodig om tot inkeer te komen en zich tot Hem te bekeren.

Godzijdank is de HEERE niet doof voor hun roepen. Hij verwekt een verlosser: Othniël. Een man die inmiddels zijn sporen al heeft verdiend. Als beloning voor de inname van Debir (Kirjath-Sefer) heeft hij zijn vrouw Achsa als bruid verworven en met haar een flink stuk bouwland met waterbronnen (Richt. 1: 10-15)

De Geest van de HEERE geeft hem dapperheid en inzicht om het volk Israël te verlossen. De Koning van Aram en zijn legers worden verslagen. Het land krijgt veertig jaar rust.

Opvallend is hoe de Heere zich telkens weer laat verbidden. Zelfs als je door eigen schuld in de problemen bent gekomen, klop je bij Hem niet tevergeefs aan!