Zondag 29 mei: {Johannes 14 vers 1 tot en met 14#http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/14.html} Op weg naar de troon
Maandag 30 mei 2011: {Johannes 16 vers 1 tot en met 15#http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/16.html} Kruis en kroon
Aan het eind van Zijn aardse loopbaan bereidt de Heere Jezus Zijn discipelen voor op hetgeen hen te wachten staat. Hij doet dat opdat ze zich niet ergeren, dat wil zeggen: verbazen. Er zullen moeilijke tijden aanbreken. Dat moet de discipelen niet overvallen. Ze hebben het vooraf geweten.
De Heere Jezus kondigt aan dat Hij Zijn discipelen gaat verlaten. Daarover zullen ze bedroefd zijn. Maar de Heiland maakt hen duidelijk dat het in het belang van de discipelen is dat Hij heengaat. Dan alleen kan de Trooster komen. Deze zal naar de wereld toe drie dingen doen: haar overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel.
Maar diezelfde Trooster zal bij de discipelen nog meer dan drie dingen doen. Hij zal troosten, hen in al de waarheid leiden, al het gehoorde tot hen spreken en hen ook vertellen van de toekomende dingen. Maar het belangrijkste is dat die Geest de Heere Jezus zal verheerlijken door uit te delen van hetgeen de Heere van Zijn Vader heeft gekregen. Zo kondigt de Heiland Zijn vertrek aan. Er komt voor de discipelen eerst een moeilijke tijd (Kruis) maar daarna een heerlijke (Kroon).
Dinsdag 31 mei 2011 {Johannes 17 vers 1 tot en met 12#http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/17.html} Vader, verheerlijk Uw zoon
Nadat de Heere Jezus in het voorgaande hoofdstuk met Zijn discipelen gesproken heeft over Zijn aanstaande vertrek en over de moeilijke tijd die er voor de kerk op aarde aanstaande is, bidt Hij tot Zijn Vader. In dit hogepriesterlijk gebed legt de Zoon van God verantwoording af aan Zijn Vader voor hetgeen dat Hij op aarde gedaan heeft. Hij heeft de naam van Zijn Zender op aarde verheerlijkt. Dat werk is voltooid. Nu vraagt Hij aan Zijn Vader of Die Hem wil verheerlijken. Daarbij vergeet Hij Zijn Kerk niet. Gods kinderen hebben Hem geloofd. Daarom bidt de Heiland nu of zij met Hem en de Vader mogen zijn.
Woensdag 1 juni 2011: {Johannes 17 vers 12 tot en met 26#http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/17.html} Vader, Ik wil…
In dit tweede gedeelte van het hogepriesterlijk gebed bidt de Heere Jezus voor Zijn kinderen. Hij vraagt aan Zijn Vader of Die voor hen wil zorgen. Dat hebben ze nodig omdat zij in deze wereld gehaat zullen worden. De wereld doet dat omdat Gods kinderen niet van deze wereld zijn. Dat betekent dat ze de wereldse geest niet bezitten. De Heere Jezus vraagt echter niet of zijn kinderen weggenomen zullen worden uit deze wereld. Integendeel, ze zijn juist in deze wereld gezonden om daar hun taak te doen.
In dit gebed betrekt de Heere Jezus ook degenen die nog zullen geloven. Ook zij hebben die ondersteuning nodig.
Tenslotte bidt de Heiland of Zijn kinderen één in Hem zullen mogen worden en straks ook bij Hem zullen mogen zijn (vers 24). Daar kunnen zij God de Vader zien Die hen al liefhad voordat de wereld bestond.
Donderdag 2 juni 2011: {Handelingen 1 vers 1 tot en met 11#http://www.statenvertaling.net/bijbel/hand/1.html} Jezus opgenomen
De schrijver van het boek Handelingen is de arts Lukas. Hij beschouwt dit boek als een vervolg op het evangelie dat hij eerder geschreven heeft. De laatste hoofdstukken van dat evangelie vat hij in vers 3 kort samen. De Heere Jezus heeft in veertig dagen veel wonderen gedaan en veel gesproken.
Dan beschrijft Lukas in vers 4 tot 6 het onderwijs dat de opgestane Heere zijn discipelen gaf als Hij met hen was. Ze moeten in Jeruzalem blijven tot dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen. Geduld oefenen. Dat blijkt ook duidelijk uit het antwoord dat de Heere geeft op de vraag of Hij het koninkrijk zal oprichten. Het komt de discipelen niet toe die tijd te weten. Ze moeten in de stad blijven tot de komst van de Geest.
Nadat de Heere die opdracht had gegeven, werd Hij opgenomen naar de hemel. De discipelen zagen het voor hun ogen gebeuren. Het gebeurde echt. Zo steeg Hij op totdat een wolk Hem uit het zicht wegnam.
Vrijdag 3 juni 2011: {Psalm 47#http://www.statenvertaling.net/bijbel/psal/47.html} Met gejuich!
Deze Psalm wordt de hemelvaartspsalm genoemd. Met name vanwege de bekende regel: “God vaart op met gejuich.”
Veel uitleggers –o.a. de kanttekenaren van de Statenvertaling- menen dat deze psalm is gedicht toen David de Ark van het huis van Obed-Edom bracht naar de burcht Sion. Deze burcht stond op een hoogte. Deze geschiedenis staat beschreven in 2 Samuël 6. Ook de Psalmen 24, 46 en 68 zouden ter gelegenheid van die gebeurtenis zijn gedicht.
Vanaf de Vroegchristelijke kerk is de Ark gezien als een afschaduwing van Christus. Hij heerst over alle volken. De dichter van Psalm 47 roept alle volken op te juichen. Dat waren toen de vele omliggende volken die door David waren onderworpen. Christus is koning over alle volken. Dat maakt deze Psalm wel duidelijk. Hij is de Allerhoogste, een Koning van de gehele aarde en Hij regeert over de gehele aarde. Omdat zichtbaar is geworden hoe groot de macht van deze koning is, wordt opgeroepen te juichen. Het is feest.
Zaterdag 4 juni 2011: {Psalm 110#http://www.statenvertaling.net/bijbel/psal/110.html} Een ereplaats op de troon
De uitleg van deze tekst volgt nog.