De leerlinge van het Ichthus College in Veenendaal staat zelf nog versteld van het resultaat. „Mijn begeleider was laaiend enthousiast. En daar ben ik natuurlijk weer superblij mee.”

In eerste instantie wilde de vwo 6-leerling een werkstuk schrijven over Julius Ceasar. Ze begon vorig jaar zomer met het formuleren van onderzoeksvragen, maar kwam erachter dat de Romeinse keizer haar niet genoeg interesseerde. „Ik vond vooral het schrijven zelf leuk, niet de wetenschappelijke kant.”

Ze besluit het roer om te gooien als ze kort daarna te horen krijgt dat ze een hartafwijking heeft. Een boek moet het worden. Over haar ervaringen met haar ziekte. „Ik heb het plan voorgelegd aan mijn begeleider, en die ging vrijwel meteen akkoord.”

De Amerongse heeft al zo lang ze zich kan heugen bijzonder veel last van vermoeidheid en duizeligheid, soms tot flauwvallen toe. Onderzoek door artsen leverde weinig op. Je hebt de ziekte van Pfeiffer, zei de een. Misschien is het bloedarmoede, zei de ander.

Ook haar moeder wist niet wat ze moest denken van haar dochters vermoeidheid en weet die aan Willemijns drukke bestaan als vwo-scholier. „Tot ik een keer thuiskwam uit school en om halfvier van vermoeidheid in slaap viel en pas de volgende ochtend om halfnegen weer wakker werd. Toen had ze door dat er meer aan de hand was.”

Als Willemijn vervolgens klaagt over een onregelmatige hartslag, sturen haar ouders haar naar een cardioloog. Die kan niks vinden. Maar Willemijn houdt vol dat er iets niet goed zit. Wat blijkt? „Ik had last van atriumfibrilleren. Dat houdt in dat mijn hart onnodig extra slagen maakt. Sorry dat we dit niet eerder gezien hebben, zei de cardioloog, maar dit komt vrijwel alleen voor bij 50-plussers.”

Masker

De ziekteperiode levert moeilijke momenten op voor Willemijn, al laat ze dat aan anderen niet zien. „Ik zette een masker op en deed alsof het me niet raakte, terwijl ik er soms bijna aan onderdoor ging.”

Droomt ze ’s nachts dat ze overlijdt aan hartslijtage en bloed­stolsels in haar aderen, overdag is ze de oude, opgewekte Willemijn. Haar werkelijke gevoelens schrijft ze op in haar boek. „Daarin gaat het bijvoorbeeld over de schaamte die ik voelde als mensen me anders behandelden dan anderen. Over de onderzoeken, die erg heftig waren met al die mannen die aan mijn lijf zaten. Over het feit dat ik mezelf lang gezien heb als een defecte auto: alleen goed genoeg om in een garage te staan. Toen mijn moeder mijn boek las, zei ze: O Wil, ik wilde dat ik eerder had geweten dat je zo over je ziekte dacht.”

Durf

Driekwart jaar en ruim 360 werkuren later is haar boek af: 135 A4’tjes met een beschrijving van haar weg naar zelfacceptatie, als puber, als zieke, als christen.

De reacties op haar boek zijn bijna zonder uitzondering positief. Vriendinnen bewonderen haar durf om zo open te schrijven over wat haar bezighoudt. „Knap, puur en eerlijk, zeiden ze. En mijn begeleider van het vak kunst was helemaal trots.” Alleen qua taalvaardigheid valt het allemaal wat tegen, biecht Willemijn eerlijk op. „Ik denk dat er wel acht correc­toren overheen zijn gegaan, zo veel fouten zaten erin. Echt bizar.”

Inmiddels gaat het gelukkig weer goed met de vwo-leerlinge. Na een operatie afgelopen zomer is de afwijking verholpen. „Ik ben er helemaal vanaf. Heel fijn. Ik geniet nu extra, hoef niet meer zo vroeg naar bed, kan beter sporten en heb veel meer energie.”

De tiener heeft onlangs contact opgenomen met verschillende uitgeverijen in de hoop dat haar boek gepubliceerd zal worden. Of dat ook gaat gebeuren, weet ze nog niet. „Van De Bezige Bij kreeg ik een afwijzing. Ze vonden het boek te autobiografisch en te christelijk, en mij te jong. Mozaïek heeft laten weten dat ze het aan het lezen zijn.”

Haar boek wordt volgend jaar in elk geval op het Ichthus College gebruikt voor een vakoverkoepelend project over dromen en zelfacceptatie. Heel gaaf, vindt Willemijn. „Al is het ook wel eng om mijn ervaringen aan zo veel mensen te laten lezen. Er staan behoorlijk diepe geheimen van me in; ik vind het moeilijk me zo bloot te geven.”

Willemijn hoopt in elk geval dat haar boek ervoor zorgt dat mensen beter omgaan met zieken. „Niet met medelijden, maar met begrip. Medelijden maakte mijn schaamte groter. Het was veel fijner als mensen zomaar even mijn hand vasthielden en lieten weten dat ze het rot voor me vonden.”