Femke is níét haar hulpje, benadrukt Stieneke. „Alsjeblieft niet zeg.” Het tweetal uit Veenendaal heeft naar eigen zeggen een bijzondere maar vooral ook normale vriendschap. „We helpen elkaar gewoon zoals alle vriendinnen dat doen”, aldus Femke. „Stieneke legt mij het huiswerk wel eens uit en ik loop naast haar in onbekende situaties.” De vriendinnen gingen al samen naar de crèche van de kerk. Nu zitten ze allebei in de tweede klas van de havo op het Van Lodestein College in Kesteren. Dat Stieneke maar heel weinig ziet, hoort volgens de meiden gewoon bij de vriendschap.

Al sinds haar geboorte is Stieneke bijna blind. Eerst kon ze nog 15 procent zien, maar inmiddels is dat 5 procent. Het kan nog verder achteruitgaan. Maar bij de pakken neerzitten doet de 14-jarige niet. „Het heeft geen zin om vooruit te denken terwijl je niet weet hoe het gaat lopen. Ik probeer gewoon met zo veel mogelijk dingen mee te doen.” En dan fel: „Je moet je nooit afvragen of iets lukt, maar gewoon proberen!”

Tandem

Nuchter en resoluut zoeken de vriendinnen steeds nieuwe oplossingen voor obstakels. Ze willen zo onafhankelijk mogelijk zijn. „Vorig jaar werd Stieneke nog naar school gebracht, maar nu nemen we de tandem”, vertelt Femke. Dag in dag uit 12 kilometer op een tandem fietsen. Natuurlijk val je dan een keer, samen uiteraard. Het gebeurde vlak voor het schoolplein, in een scherpe bocht. Nu kunnen de meiden erom lachen.

„Soms worden we nageroepen. „Tandem!” of „Tweeling!” Maar dat is niet erg”, vindt Femke. En gezellig is het samen fietsen in ieder geval. „Uitroepen als „Kijk daar!” vermijden we niet hoor”, aldus Stieneke. „Femke wijst gerust iets aan onderweg. En als ik dat niet zie, dan zeg ik dat. Of ik vraag wat ze ziet.”

Op school zijn enkele aanpassingen gedaan voor Stieneke. Aan de zijkanten van de traptreden zijn felrode strepen geschilderd. „Zo kan ik zien waar de trap begint en eindigt.” Elke dag heeft ze een laptop bij zich waarop haar lesboeken staan. Hierop sluit ze een braillelezer aan, zodat ze met haar vingertoppen de teksten kan doornemen. „Braille lees je niet zo snel als normale teksten, maar inmiddels ben ik er helemaal aan gewend.”

Blindenstok

Stieneke voelt zich niet beperkt. „Ja, je hebt natuurlijk dingen die je niet kunt zoals sommige gymonderdelen. Ook ben ik afhankelijk van anderen als ik ergens heen wil, want ik kan niet alleen fietsen. Maar daar sta ik niet echt bij stil. Ik ben niet anders gewend. Mensen hebben dat niet door en vragen: „Je ziet alles zeker heel wazig?” Maar dat kan ik niet zeggen. Ik kan niet vergelijken. Ik weet niet wat scherp zien is.”

In Veenendaal loopt Stieneke met een blindenstok, maar op school is zo’n hulpmiddel niet handig. „Soms kijken mensen je op straat heel brutaal na”, weet Stieneke. „Dan denk ik: Doe normaal en vraag het gewoon als je iets weten wilt. De reacties van kinderen vind ik veel fijner. Die stellen tenminste eerlijke vragen.” Femke begint te lachen: „Ja, toen bij de avondvierdaagse bijvoorbeeld. Dat jongetje vroeg: „Ben jij doof?””

Eén keer heeft Femke ervaren wat het is om blind te zijn. Dat was bij Bartiméus, een organisatie voor blinden en slechtzienden. „Daar hadden ze een donkere kamer waar we doorheen moesten. Ik vond dat echt eng, je moet maar kijken waar je uitkomt.” En dan: „Eh, niet kijken natuurlijk, maar gewoon gaan! Steeds riep ik: „Stieneke, waar ben je?” Toen wist ik even wat het is om niets te kunnen zien.” „Gelukkig zie ik nog wel wat”, reageert Stieneke. „Maar andersom kan ik natuurlijk niet in jouw huid kruipen en alles eventjes wel goed zien.”