Een wenteltrap in een van de torens van de Ridderzaal –het gebouw dateert uit de dertiende, de naam uit de negentiende eeuw– leidt naar de tribune boven de hoofdingang. Daar zit de pers; daar zitten ook burgers die geselecteerd zijn om de jaarlijkse plechtigheid bij te wonen. Elk jaar zitten daar ook twee Staphorster vrouwen in klederdracht.
De zaal stroomt langzaam vol. Kamerleden en hun vrouwen zetten voor de troon elkaar op de foto. SGP-fractieleider Van der Staaij leidt zijn zoontje rond: hier zitten de ministers, en daar straks de koningin. Thieme (PvdD) vestigt –net als in de vorige jaren– de aandacht op zich door haar kledij: ditmaal een zwarte baret, bosgroen uniform, en een ‘munitiegordel’ van wortels die een konijn zou doen likkebaarden.
Op de grote schouw, boven het ”Je maintiendrai”, is het eerste artikel van de Grondwet weergegeven. Die wet stelt kaders, maar binnen die kaders kan het vele kanten op. Hoe het demissionaire kabinet-Rutte het goedgedacht heeft, zal de koningin deze middag afkondigen.
Om 13.00 uur vertrekt de koninklijke stoet vanaf Paleis Noordeinde. Tegelijkertijd klinkt in de Ridderzaal een belsignaal, waarop het geroezemoes verstomt. Voorzitter De Graaf van de Eerste Kamer beklimt een verhoging, neemt plaats op de voorzitterszetel en opent de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal. Hij benoemt zijn collega uit de Tweede Kamer, Verbeet, tot voorzitter van de commissie van in- en uitgeleide.
Dan is het wachten op de koningin. Het geroezemoes zwelt aan. Op de derde rij voor de troon zitten de fractieleiders gebroederlijk naast elkaar.
Van het vertrek van de stoet tot de aankomst bij de Ridderzaal wordt er op het Malieveld elke minuut een saluutschot afgevuurd door de batterij 11e Afdeling Rijdende Artillerie (Gele Rijders). Als de gouden koets op het Binnenhof arriveert, zet de muziekkapel het Wilhelmus in. De vorstin en de andere leden van het Koninklijk Huis –prins Willem-Alexander en prinses Máxima, prins Constantijn en prinses Laurentien, prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven– groeten het vaandel van het krijgsmachtonderdeel dat bij de Ridderzaal staat opgesteld.
De commissieleden brengen hen naar hun plaatsen, op de eerste rij rechts van de troon. Prinses Margriet, herstellend van een breuk in haar knieschijf, loopt aan de arm van een Kamerlid. De bloemstukken naast de troon zijn op de kleuren van de kleding van de koningin afgestemd.
Links van de troon zit het kabinet –de mannen in jacquet–; daarachter de Raad van State. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer zijn over verschillende vakken verdeeld. Tal van andere hoogwaardigheidsbekleders en hun gasten bezetten de overige rode stoelen.
Ze luisteren stil naar de woorden van de troon. Een tekenaar op de tribune, die de zaal al grotendeels had vastgelegd, voegt nu het silhouet van Hare Majesteit aan zijn kunstwerk toe.
Inmiddels signaleren twitteraars dat de PvdA-fractieleider onder zeil dreigt te gaan: „Ai, Samsom zit te pitten.” Andere Kamerleden zien het ook; imiteren na afloop het knikkebollen van hun collega.
Na de Troonrede roept De Graaf: „Leve de koningin!” Dan klinkt een driewerf „Hoera!”
De commissie van in- en uitgeleide brengt de vorstelijke gasten naar de Koninginnekamer. Ondertussen luisteren de genodigden in de Ridderzaal naar vijf leden van het Residentieorkest. Componist Roel van Oosten moet lijdelijk toezien hoe steeds meer aanwezigen door zijn muziek heenpraten. Totdat iedereen opnieuw moet opstaan, want de vorstin verlaat het gebouw. Terwijl de Gouden Koets onderweg is naar Paleis Noordeinde, stelt de commissie van in- en uitgeleide zich op voor de voorzitterszetel van De Graaf. Tweede Kamervoorzitter Verbeet, bijna aan het einde van haar parlementaire loopbaan: „Meneer de voorzitter, Hare Majesteit de Koningin heeft de Ridderzaal verlaten.”
Na afloop toont premier Rutte er begrip voor dat zijn rivaal Samsom tijdens het voorlezen van de Troonrede even indutte. „Na tweeënenhalve week dag en nacht knokken kan ik me heel goed voorstellen dat je af en toe even een knikkebolmoment hebt, dat heb ik ook wel eens. Dat vind ik heel menselijk.”