De meiden fietsen donderdagmorgen niets­vermoedend naar het Van Lodenstein College in Hoevelaken. Het is ongeveer 8.15 uur en ze zijn bijna op school. Op de weg van Leusden naar Hoevelaken zien ze ineens politiewagens staan, met daarnaast twee auto’s in de prak. Een ongeluk, denken ze. Op de grond ligt een kletsnatte man, met daarbovenop een agent. Marinda: „Een beetje raar vonden we dat, maar we dachten dat de man misschien gewond was.” Tot ze hem horen schreeuwen: „Ik heb niks gedaan. Wat heb ik gedaan dan?”

Ze besluiten even te stoppen. „Twee meiden die daar al stonden, zeiden dat ze de politie waarschuwingsschoten hadden horen lossen.”

De meiden vragen aan de agenten wat er aan de hand is, maar krijgen geen antwoord. In plaats daarvan wordt aan twee van hen gevraagd of ze hun fietsen even willen afstaan zodat de agenten een weggerende inbreker kunnen achtervolgen. „Jullie krijgen de fietsen heelhuids terug”, zeggen de politiemannen geruststellend.

Direct geven de meiden hun fietsen af. „We vonden het eigenlijk wel leuk”, zegt Marinda.

Ze wachten af wat er gaat gebeuren. Dat duurt wel even; hun vingers en tenen worden ijskoud. „Pas een halfuur tot drie kwartier later kon de andere inbreker ook worden gepakt. De agenten hadden hem bij zich.”

Als ze hun fietsen terugkrijgen, kunnen de meiden het inmiddels hermetisch afgezette gebied weer verlaten. Ook een politiehelikopter, politiehonden en een zestal politieauto’s verlaten langzaamaan de plek.

Op school aangekomen vertellen de meiden in geuren en kleuren wat hun is overkomen. „Mijn klasgenoten vonden het heel gaaf en hoopten dat ze ook zoiets zouden meemaken.”

Pas dan blijkt uit het nieuws wat er precies is gebeurd. „Drie inbrekers hadden geprobeerd net voor openingstijd een Etos in Amersfoort te overvallen. Toen de politie gealarmeerd werd, sprongen ze in hun BMW en gingen ervandoor. Bij de snelweg richting Hoevelaken reden ze over de vluchtstrook, met de politie achter hen aan. Op de weg waar wij fietsten, had de politie hen klemgereden en waren ze op een andere auto gebotst.”

Van de conciërge moeten de meiden op een briefje schrijven wat ze hebben meegemaakt. „Voor de verwerking”, zei hij. Gelukkig bleek het met die verwerking wel snor te zitten bij Marinda. „Ik heb er niet meer over gedroomd of zo. Ik vond het juist cool om mee te maken.”