Muisstil is het in de aula van de Veluwse middelbare school. Mariëlle –in rozenshirt– en medefinalisten Maarten van Hoef en Annika van den Brink uit klas g1a schuifelen wat onwennig op het podium. Zo’n twee maanden hebben de gymnasiasten voor het vak Nederlands en tekenen keihard aan het project ”Je eigen boek” gewerkt. Elke leerling schreef een verhaal en ontwierp de omslag van het boek.

Schrijfster en jurylid Lotte Hagen maakt een einde aan de spanning. „De prijs voor het beste verhaal gaat naar… Mariëlle Helder met ”Witte Rozen”!”

Trots?

„Euhhm, ja! Wow, dacht ik, toen mijn naam klonk. Het gaf echt een kick. Ik voel me vooral blij. En ook opgelucht, want het was spannend. Uit de 31 verhalen van onze klas kwam ik bij de eerste drie. En nu gewonnen! Natuurlijk hoopte ik er op, maar ik had het absoluut niet verwacht. Met de prijs ben ik superblij: mijn boek wordt gedrukt.”

Waar gaat ”Witte Rozen” over?

„Het verhaal bestaat uit twee verhaallijnen waarin twee meisjes hoofdpersoon zijn: Gül en Gwen. Het Marokkaanse meisje Gül is moslima, maar wil geen hoofddoek dragen. Gwen verliest haar zusje Breg door een ongeluk. Aan het einde van het verhaal ontmoeten de meisjes elkaar. In het hele verhaal komen witte rozen terug. Gwen betekent ’wit’ en Gül ’roos’, vandaar de titel.”

Een hoofddoek als thema?

„Het klinkt misschien raar, maar een hoofddoek boeit me. Ik heb wel eens aan islamitische meisjes gevraagd waarom ze er één dragen. Daar kreeg ik niet echt duidelijk antwoord op. Ik wist bijna direct dat ik over een buitenlandse cultuur wilde schrijven. Dat komt ook omdat ik van mijn vierde tot mijn achtste jaar in Brazilië heb gewoond, omdat mijn vader daar zendeling was. Ik weet een beetje hoe het is om in een andere cultuur te leven.”

Waar deed je inspiratie op?

„Heel grappig, maar ik bedenk de leukste ideeën als ik onderweg ben naar school, op de fiets. Het verhaal ”Witte Rozen” heb ik ook fietsend bedacht. En in mijn boek komen dingen voor die vrienden van mij echt hebben meegemaakt. Ik vind het makkelijker om het verhaal buiten mezelf te houden. Daarom hield ik het ook nooit vol om een dagboek bij te houden.”

Wat viel je tegen tijdens het schrijven?

„De limiet was zeven A4’tjes tekst. Dat gaf stress, want ik bedacht veel te veel. Ik moest steeds keuzes maken. Toen ik halverwege was, miste ik nog een personage. Dat werd de tante van Gül. Het is trouwens best lastig om je gedachten duidelijk op papier te krijgen.”

Welke tip is belangrijk?

„Dat je verhaal een pakkende start moet hebben. Die tip gaf Retorica-docent Plomp. Daarom begint mijn verhaal met „Nee!” Het is een heftig begin, en maakt nieuwsgierig, zodat je verder wilt lezen. De jury vond dat een sterk punt, net als de twee verhaallijnen en de manier waarop ik de gevoelens van Gwen en Gül beschrijf.”

Welke schrijver is jouw voorbeeld?

„Jan Terlouw. Hij heeft samen met zijn dochter Sanne detectives geschreven die ik heel goed vind. Ik ben het niet altijd met zijn ideeën eens –hij gelooft bijvoorbeeld in de evolutietheorie– maar ik vind het knap hoe hij personen en gevoelens beschrijft. Als ik zijn boeken lees, zie ik beelden voor me.”

En? Begin je nu aan een nieuw verhaal?

„Haha, nog even niet. Ik ga me eerst richten op school. Maar misschien in mijn vrije tijd. Of als ik tijdens het fietsen weer leuke ideeën bedenk. Een verhaal van a tot z verzinnen en schrijven is een uitdaging en erg leuk.”

----

Wil je het boek ”Witte Rozen” van Mariëlle Helder lezen? Je vindt het hieronder!