-

Klik {hier# http://www.puntuit.nl/nieuws/opmerkelijk/verhaal_carla_lobbezoo_17_uit_werkendam_1_711596} voor het verhaal van Carla Lobbezoo.

Klik {hier# http://www.puntuit.nl/nieuws/opmerkelijk/verhaal_mariet_verheij_18_uit_ridderkerk_1_711593} voor het verhaal van Mariët Verheij


-

De opdracht (auteur: Lianne Verhelst)

“Wat een opdracht! Hoe krijgt ‘ie het verzonnen!” laat Daniëlle zich ontvallen. Om haar woorden kracht bij te zetten, zucht ze grondig.

“Juist leuk!” reageert Jozien, “Je moet gewoon iemand interviewen over de watersnoodramp en daarna mag je helemaal zelf weten op welke manier je dat interview verwerkt.”

“Weet jij dan iemand om te interviewen?” wil Jessica weten.

“Natuurlijk,” bouwt Pieter de stem van de leraar na, “Als je geen familie of kennissen hebt die geschikt zijn voor het interview, kun je altijd nog naar het bejaardenhuis gaan.”

“Ze zien ons daar al aankomen met heel havo-4.”

De bel maakt een einde aan het gesprek. De klas zet zich in beweging richting het lokaal waar Engels wordt gegeven. De leraar staat al op hen te wachten. Daniëlle ploft neer op een stoel die achterin het lokaal staat. Ze zucht eens diep. Eigenlijk is de opdracht zelf best leuk. Iedere leerling moet iemand interviewen over de watersnoodramp. Naar aanleiding van het interview moet een werkstuk gemaakt worden: een gedicht, een schilderij, een collage of een verhaal. Nog voordat de leraar de hele opdracht had uitgelegd, wist ze al dat ze een schilderij zal gaan maken. Schilderen doet ze graag. Elke donderdagavond gaat ze naar oma toe. Op de ruime zolder is ruimte genoeg voor twee kunstenaressen. Het verwerken van de opdracht ziet ze dus wel zitten. Het probleem is vooral het interview zelf. De enige geschikte persoon voor het interview is oma, maar die is altijd zo gesloten over vroeger! Altijd als het gesprek richting de ramp van 1953 gaat, klemt oma haar lippen stijf opeen. Alsof ze bang is dat haar iets zal ontglippen.

“Hé,” stoot Benjamin haar aan. Over de tafel schuift hij een velletje papier naar haar toe. “Lezen en doorgeven.”

Ze buigt zich over het papier. ‘Aanmeldingslijst voor het bejaardenhuis,’ staat er in sierlijke letters boven. Eronder staat een lijst met namen. Ze grinnikt. Dit heeft Pieter natuurlijk bedacht. Vluchtig glijden haar ogen over de namen. De halve klas heeft zich aangemeld. Zal ze haar naam ook op de lijst zetten? Twijfelend laat ze haar pen door haar vingers rollen, dan legt ze hem resoluut weg. Ze zal het eerst aan oma vragen.

“Neem en lees, Daan,” zegt oma, als ze naar huis gaat. Ze krijgt een witte envelop in haar handen geduwd. Harder dan anders fietst ze naar huis. Zonder haar ouders te begroeten loopt ze door naar boven. In haar slaapkamer laat ze zich op de zitzak zakken. Voorzichtig maakt ze de envelop open.

Gisteren is er iets vreselijks gebeurd! Eigenlijk begon het al eerder. Zaterdagavond kwam Hendrikse plotseling binnenvallen. “Hebben jullie het gehoord? De stormvloedseindienst van het KNMI heeft een waarschuwing gegeven voor vannacht. Ze denken dat het water gevaarlijk hoog zal worden!”

Vader en moeder reageerden heel nuchter. Ze dachten dat het zo’n vaart wel niet zou lopen. Maar de woorden die de Hendrikse toen zei, zal ik nooit vergeten: “Je snapt het niet, Verburg. Vannacht zullen de dijken doorbreken.”

Samen met Lea was ik die middag bij het water wezen kijken. Schuimende golven rolden op ons af. Met volle kracht beukten ze tegen de dijk aan. Het water werd omhoog geslingerd, over de dijk heen. Ik schudde vol onbegrip mijn hoofd. Ik geloofde niet dat de dijken het zomaar zouden begeven.

Maar Lea was bang. Bij het minste of geringste geluid schoot haar hoofd met een ruk omhoog. Angstig keek ze om zich heen. Ze zag niets bijzonders, want het verwoestende water was nog op de plaats waar het wezen moest.

Ik had ongeveer drie uur geslapen, toen moeder mij wakker kwam maken. Haar grote ogen zagen rood. “Het water komt! Roep Lea en ga naar zolder!” Meteen vertrok moeder weer. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen. Pas na een volle minuut besefte ik wat moeder had gezegd: ik moest Lea wekken. Ik liep naar haar bed en begon als een bezetene aan haar arm te trekken. Ze opende haar ogen en schoot overeind.

“Het water,” zei ik met een schorre stem.

“Ik wist het.” Ze keek me aan. Rustig en doordringend. Alsof ze de hele situatie onder controle had. Misschien had ze dat ook wel. We liepen samen naar de overloop.

“Opschieten!” hoorde ik boven me de stem van moeder. Onwillekeurig gleden mijn ogen naar de trap die naar beneden liep. Water kwam met grote stappen naar boven lopen. Ik huiverde en klom achter Lea aan de zoldertrap op. Het was donker op zolder. Vader knipte zijn zaklantaarn aan. Samen met moeder zat hij aan de oude tafel. Thijs zat bij moeder op schoot. Met zijn duimpje in zijn mond leunde hij tegen haar borst aan. Lea en ik gingen tegenover hen zitten. Toen begon het zenuwslopende wachten. Onder ons hoorden we de meubels tegen het plafond bonken. Lea keek me aan. Ze oogde niet bang, eerder berustend. Als had ze dit zien aankomen.

Al gauw deed vader de zaklantaarn weer uit. “Wellicht hebben we hem later nog harder nodig,” zei hij. Het was donker, maar vader bad met ons, zodat het niet aardeduister was.

De uren kropen voorbij, maar eindelijk, eindelijk begon het wat lichter te worden. Vader liep bezorgd heen en weer van de trap naar het raam. Halverwege de trap verdwenen de treden in het water. Wat vader door het raam allemaal zag, weet ik niet. Hij schudde zijn hoofd verdrietig heen en weer als hij ervoor stond en moeder, Lea en ik mochten absoluut niet komen kijken.

“Er komt een boot aan!” riep vader plotseling van blijdschap. Lea en ik sprongen op en liepen naar het raam. Aarzelend liet vader ons bij het raam staan. Ik zag dat een boot recht op ons huis afkwam, varend over de plek waar gister nog de boerderij van Hendrikse stond. Het vaartuig zat al vol met mensen. Niet veel later lag de boot onder het dakraam. Vader opende het raam en riep moeder. Zij moest als eerste de zolder verlaten. Ze liet zich voorzichtig uit het raam zakken. Helpende handen hielpen haar verder in de boot. Vader en Thijs volgden.

“Vol, de boot is vol!” werd er ineens geroepen.

“Hoeveel mensen zijn er nog aanwezig?”

Ik staarde Lea ontzet aan.

“Er kan er nog één bij,” riep een man.

“Laat mij wachten en neem de meiden mee!” schreeuwde mijn vader. Hij wilde zich optrekken aan de dakgoot, maar die begaf het onder zijn gewicht. Een weg terug was er niet meer.

“We nemen er nu één mee, de ander halen we straks op,” riep de man.

Ik keek Lea aan, met tranen in mijn ogen.

“Ik blijf hier,” besliste Lea, “jij hebt je ouders nog.”

Ik slikte, voelde het verdriet dat doorklonk in die woorden. Tien jaar geleden waren haar ouders omgekomen. Vergast in Auswitch. Ik schudde mijn hoofd. “Lea,” zei ik, “ik kan jou toch niet alleen laten?”

“Dat hoeft ook niet,” antwoorde ze rustig. “Ik ben niet alleen. De Heere zal voor mij zorgen.”

“Opschieten! We verliezen kostbare minuten,” werd er vanuit de boot geroepen.

“Laten we samen hier blijven. Misschien komt de boot over een kwartiertje al weer terug,” opperde ik.

“Nee, Gerda. Eer de boot terug is, heeft dit huis het begeven.” Ze hielp me door het dakraam. De volle boot vertrok naar de haven. Zolang ons huis nog in het zicht was, zag ik Lea voor het zolderraam staan. Ik kuchte. Ons huis had het al een hele nacht volgehouden. Dat kwartiertje zou er vast nog wel bij kunnen, dacht ik. Direct nadat wij aan wal waren gezet, vertrok de boot weer. De terugkeer duurde lang. Al die tijd stond ik te wachten in de kou. Ik wilde niet naar binnen om me te warmen bij de kachel. Ik wilde niet naar binnen om wat te eten. Ik wilde er zijn als Lea kwam. Maar toen de boot eindelijk kwam, was Lea er niet bij.

Kritisch kijkt Daniëlle naar haar schilderij. Vanuit de woeste golven doemt een grote boot op. Vee drijft doelloos op het water. Takken, stukken hout, dakpannen, meubels en kleren deinen rusteloos op en neer. De lucht ziet donker. Op de achtergrond staan half weggezakte huizen. Lang kijkt ze ernaar.

Plotseling voelt ze een hand op haar schouder. Ze draait haar hoofd om en kijkt in het gezicht van oma.

“Wat vindt u ervan, oma?” vraagt Daniëlle aarzelend.

Lang staart oma naar het doek. Af en toe wrijft ze met de rug van haar hand langs haar ogen. Het doet haar zeer om met het verleden te worden geconfronteerd. Eindelijk begint ze zacht en met onvaste stem te praten. “Treffend, Daan. Heel treffend. Maar één ding ben je vergeten.”

Daniëlle trekt vragend haar wenkbrauwen op. Wat bedoelt oma? Oma doopt haar penseel in de rode verf. Met een vloeiende gebaar schildert ze een boog in de donkere lucht. Ze herhaalt haar handeling met oranje, gele, groene, blauwe en paarse verf.

“Maar… een regenboog. Die was er toen toch niet?” vraagt Daniëlle verbaasd.

Oma knikt en antwoordt met tranen in haar ogen: “Toen niet, maar nu wel.”