Tot vrijdagavond laat was het niet duidelijk of hij echt de tocht zou doen. Eerst lag dat aan de organisatie van de tocht: lang hadden ze getwijfeld of de tocht wel gereden zou kunnen worden. Zeker toen ze hoorden dat de Elfstedentocht niet zou doorgaan, waren ze bang voor een grote toeloop van schaatsers. De ijsvloer moest wel dik genoeg zijn. Uiteindelijk kwam vrijdag toch groen licht.

Johan hoorde op school van een klasgenote dat ze met een groep de tocht wilde doen. Hij trok de stoute schoenen aan en vroeg of hij ook mee kon. Helaas was de auto vol. „Dat was wel balen. Snel ben ik gaan kijken of ik dan alleen een tocht kon rijden, die wat dichter bij huis was.” Vrijdagavond om half 12 kwam het bevrijdende telefoontje: iemand was afgevallen en hij kon mee!

’s Morgens om half 8 stond de auto bij Johan voor de deur en om half 9 bond hij de ijzers om. Dat was in Giessendam. De eerste stempelpost werd om 9 uur bereikt. Johan schaatste door dorpen als Bleskensgraaf, Oud-Alblas en Kinderdijk (met de beroemde molens) en over idyllische riviertjes als de Giessen, Smoutjesvliet en Graafstroom. „Heel erg mooi, maar helaas kon ik niet altijd om me heen kijken, want er waren veel scheuren en sneeuwbergen. Het was goed opletten. Gelukkig ben ik maar één keer gevallen.”

Het was dus flink afzien op de ijzers, omdat de ijskwaliteit niet erg geweldig was. Daarnaast moest er regelmatig gekluund worden. Eén keer kon Johan een groot stuk klunen overbruggen door mee te rijden op een boerenwagen. Helaas verloren toen de groepsleden elkaar uit het oog en trokken ze in kleine groepjes los van elkaar verder. Net op het nippertje (5 uur) bereikte Johan de laatste stempelpost en ontving hij zijn medaille. Zijn klasgenote was er ietsje eerder.

Hoe verging je het schaatsen?

„Best pittig. Maar ik had ook nooit getraind en dan is ineens 75 kilometer best veel! Maar we hebben het gehaald! De laatste 8 kilometer waren erg zwaar. We kwamen nog maar langzaam vooruit. We waren erg moe en tegelijk was het ijs zo slecht, dat je ook niet harder kón schaatsen. Je kon maar kleine slagen doen. Gelukkig haalden we nog net op tijd de eindstreep.”

Volgende keer weer?

„Natuurlijk! Maar ik ga wel skeelers kopen nu, om te trainen!”