„De lofzang is stilheid tot U, o God.”

Dát staat er dus eigenlijk. Een zwijgende lofzang. Hoe dan ook: het is moeilijk bij elkaar te krijgen. Die lofzang die in stilheid is, de lofzang die stilte is, of een lofzang die zwijgt.

In de Nederlandse taal passen vrolijkheid, dankbaarheid en stilte niet bij elkaar. Je krijgt ze bijna niet samen in één jasje. We zijn hoogstens stil van overrompelend goed nieuws. Maar meestal hecht stilte zich aan verdriet, teleurstelling en pijn.

Op 4 mei zijn we ’s avonds als natie twee minuten stil nadat de klok acht keer geslagen heeft. Even vult geen enkele klank de lucht. En in de stilte, die als een koepel boven het land staat, komen de gedachten boven aan hoe het was. Toen.

Herinneringen, als we die vijf oorlogsjaren zelf nog hebben meegemaakt. Of gedachten aan wat we erover gehoord en gelezen hebben, als we jonger zijn.

Aan het graf van dierbaren zijn we stil. We nemen in stilte afscheid. En we denken aan hoe de persoon was.

Verdriet en stilte haken in elkaar als schakels van een ketting. Maar blijdschap en stilte? Een lofzang in stilte? Een lofzang die stilte is?

De stilte draagt mijn stem naar boven

In lofzang, tot Uw eer.

Dat kan dus, zegt Psalm 65. Dat juist stilte vol is van dankbaarheid.

Geen juichend orgel, geen zingende gemeente, maar stilte. Twee minuten stilte op dankdag.

En die twee minuten zullen bij lange na niet voldoende zijn om alle goede dingen, alles wat God het afgelopen jaar gaf, in gedachten te brengen.

Het land, dat vruchtbaar werd en waar alles groeide en bloeide. Rivieren die, gevuld tot aan de boorden, door het land stroomden zodat er in droge tijden water was voor mens, dier en gewas.

Opgeploegde voren die zacht werden gemaakt door een milde regen in het voorjaar. En na de regen lag er ineens een groen waas van ontkiemende gewassen over het land.

Een groene sluier van verwachting

Ontluikt onder Uw voet

U laat een spoor van zegen achter,

Een land vol overvloed.

Stilte als lofzang.

Maar juist in die stilte kan de stroom van ongerechtigheid die er ook was en is zomaar alle aandacht opeisen.

Of de ziekte en het overlijden van hem of haar die ons het dierbaarst was.

In de stilte schuiven beelden van een gedolven graf dan steeds voor het beeld van de geploegde akker. Een beeld dat de hele stilte vult tot ze overstroomt en de tranen over de wangen lopen.

Een mens is nooit alléén maar dankbaarheid. Misschien dat daarom die stille dankdag ook wel zo heilzaam is. Omdat de stilte plaats laat voor zonde. En voor pijn en verdriet. Maar óók voor genade en verzoening.

„Maar onze overtredingen die verzoent Gij.”

Gij bedekt ze genadiglijk, geven de Statenvertalers als alternatieve vertaling. En dan schrijven ze erbij dat het woord ”verzoening” wijst naar het verzoendeksel op de ark in de tempel. Het deksel waarop de priester bloed sprenkelde.

Stilte sluit de lofzang niet uit, maar in. Maar twee minuten zijn niet genoeg. Daar heb je meer dan een hele dankdag voor nodig.

-

De zwarte schaduw van de zonde,

van duisternis vervuld,

verzwolg mij, richtte mij te gronde –

maar U verzoent mijn schuld.

Wie U verkiest, mag bij U komen

en schuilen in Uw huis

en, in genade aangenomen,

zelfs wonen bij U thuis.

-

Dat elke avond, elke morgen

de wereld voor U juicht,

en vol van dank voor al Uw zorgen,

ons hart zich naar U buigt.

Het land wordt vruchtbaar door Uw zegen,

U zorgt dat alles groeit,

U vult rivieren met Uw regen,

zodat de akker bloeit.

-

Het landschap lacht, de heuvels stralen

van groen, de weiden staan

vol sappig gras, en in de dalen

beneden ruist het graan.

De velden zijn bedekt met koren,

het land is vol van vee,

de hele schepping laat zich horen,

en zingt en jubelt mee.


-

Psalm 65

De stilte draagt mijn stem naar boven

in lofzang, tot Uw eer,

want alles wat ik U beloofde,

dat komt U toe, o Heer’.

Wij hebben niet vergeefs gebeden

tot U die antwoord geeft,

U hoort ons roepen hier beneden,

tot U komt al wat leeft.