De politie rukte gisteren met zeven auto’s en een helikopter uit na de alarmmelding uit Gortel, een gehucht in de Veluwse bossen. Nietsvermoedend was Bernt Roos, gewapend met een zwart speelgoedgeweertje, ondertussen zijn beide kameraden aan het zoeken. Leonard Flier en Siebe Schouten hadden zich verstopt in de hut die ze eerder die dag bij een bospaadje hadden gebouwd.
„Bernt werd aangehouden door de politie”, vertelt Leonard. „Hij zei dat we soldaatje aan het spelen waren. Toen moest hij mee in de bus, naar ons toe. Hij wist niet waar we waren, maar zei dat ze maar naar de hut moesten rijden. Wij hoorden een auto en kwamen tevoorschijn. Toen stapten daar twee agenten uit, en Bernt ook. Ga maar even mee, zeiden de agenten.”
De drie 13-jarige militairen stapten achter in de politiebus. „We reden naar een kruispunt en daar stonden zeven politieauto’s. Er waren wel twintig agenten en sommigen droegen een kogelvrij vest. Toen ze ons zagen, begonnen ze te lachen en deden hun vest uit. Ondertussen vloog er steeds een politiehelikopter over om ons te zoeken.
We moesten onze namen, adressen en geboortedata geven en onze geweren inleveren. De politie zei dat we onze wapens de volgende keer maar geel moesten verven. Nou ja, en toen mochten we weer gaan.”
Leonard was wel geschrokken, erkent hij. „Hij kwam thuis met een wit gezicht”, zegt zijn moeder.
Erg nauwkeurig was het signalement niet dat de persoon die alarm sloeg aan de politie had doorgegeven. „Iemand had ons op de hei gezien”, zegt Leonard. „Maar hij had gezegd dat er een man van 1,85 meter met een bivakmuts liep. Dat klopte niet. Ik ben de grootste van de drie en ik ben 1,72. Een van ons had een klein mutsje op, maar niemand een bivakmuts.”
Vandaag gingen de jongens weer naar school. „We hebben wel een mooi verhaal te vertellen.”