Een farizeeër rijk gezegend
Staat in de tempel ver vooraan
Staande bidt hij bij zichzelven
Wat hij al niet heeft gedaan
Niet gestolen, niet gelogen
en geen overspel begaan
Tienden gegeven van ’t bezit
En het vasten trouw gedaan
----
Hij is niet als die tollenaar
Die vér van het altaar staat
Die d’ogen niet durft op te heffen
Maar droefheid tekent zijn gelaat
Vol schaamte slaat hij op zijn borst
Zijn zonden voelt hij diep en zwaar
Slechts een zucht gaat er tot God
Zijt mij genadig, mij zondaar
-
Hij is n