Grauw en blauwig grijs, klaagt
het dynamische vertelsel van
de zee, klotsende, meewarig:
„Denk je dat dit blijven kan?”
Maar wij, dragende die
zwaarte aan de binnenkant,
dansen dol, en hollen vrolijk
spelende op ’t strand.
Want in de koelte van de wind,
zijn wij nog even wie we waren,
onbezorgde kinderen
met wapperende haren.
Onze schoenen schilderen figuren
op het natte, scheve zand,
en zoeken tussen vlokken schuim
de grens van water en van strand.