De schrijver van het Wilhelmus moest over een lengte van vijftien coupletten de weg en wandel van een volksheld vertellen. Het eerste couplet stelt qua inhoud dan ook niet veel voor. Daar wordt min of meer de vraag: ‘Wie?’ behandeld. En omdat bij het zingen van vijftien coupletten bij elke nationale gelegenheid teveel kostbare tijd verloren gaat, zingen we nu met z’n allen slechts het eerste vers, over Duitsland en Spanje. Het moet wel leuk blijven.

In veel kerken wordt uit traditie op de zondag na Koningsdag het Wilhelmus gezongen. Wanneer de organist na de dienst de eerste noten van de bekende melodie inzet, staan de kerkgangers uit eerbied op en uit volle borst en soms met tranen in de ogen wordt het volkslied gezongen. Eerder in diezelfde dienst zat men heel passief en in elkaar gezakt te zingen voor de Koning der koningen. Maar wie komt de hoogste eer toe?

Wel kunnen we uit het eerste couplet iets leren van Willems trouw: hij blijft zijn vaderland trouw tot in de dood. Op die manier hebben vele Nederlanders na hem hun dood gevonden. En tijdens Dodenherdenking, wanneer er na de twee minuten stilte het volkslied wordt ingezet… kippenvel over heel mijn lijf en een brok in mijn keel. Die vaderlandsliefde zit er toch wel ingebakken.